Klapstuk 91
Geroezemoes na een dansfestival
In hoeverre is de programmator van een (dans)fes-tival ook een kunstenaar? Wat is de inbreng van eigen Klapstuk-produkties? Hoe legitimeert de programmator zijn artistieke keuzes? Wat zegt de dans meer of anders over het lichaam dan het theater? Een tafelgesprek dat de balans opmaakt van Klapstuk 91.
"In zijn voorwoord bij de festivalbrochure schrijft
De Jonge: "
De Jonge: "In grove lijnen werd het hele festival hoe dan ook getekend door..."
Verschaffel: "...kamermuziek, kleine bezetting."
T'Jonck: "Moeten we het hier hebben over hetgeen we, met een zwaar woord, de 'ideologie' van de festival-programmator kunnen noemen?"
Lesage: "Wel, misschien, waarom niet? Wat in het algemeen opvalt, is dat de ideologie of de artistieke doctrine van de programmator voor een stuk de mogelijkheden van de programmator achterna holt. Op een bepaald ogenblik wordt een programmator - het geldt niet alleen voor
hij minder interessant vindt, terwijl hij geen middelen heeft voor dingen die hij wel interessant vindt. Van daaruit werkt hij aan zijn verhaal, zijn artistiek vertoog, dat er doorgaans op neer komt dat de overbepaaldheid door de aard van de middelen, de fondsen, wordt verborgen. Het kan wellicht ook niet anders. Bij de organisatie van een festival hangt zoveel van toevallige factoren af dat een afrondend, omvattend, legitimerend esthetisch vertoog -waarbij een festival als
T'Jonck: "Dat is niet helemaal correct: in mededelingen ten behoeve van pers en publiek worden toch verschillende algemene legitimaties gegeven voor de keuze. Eén ervan is dat alleen geprogrammeerd werd wat Verbergt zelf geraakt had, of - in het geval van produkties - dat kunstenaars gekozen werden waarin hij een fundamenteel vertrouwen heeft. Een andere legitimatie van de keuzes is een verondersteld vermogen van de dans - en van wat getoond wordt in het bijzonder -om maatschappelijk, kunsthistorisch en sociologisch relevant te zijn. Er wordt van alle voorstellingen een zeker kritisch potentieel, van welke aard ook, verondersteld. Uiteraard, het blijven persmededelingen, maar toch..."
Eenzame hoogten
Verschaffel: "Als men nu de programmatic neemt zoals ze voorligt, dan kan men er drie blokken in onderscheiden. Er zijn de
De Jonge: "Het zijn als het ware
Verschaffel: "De andere deelnemers aan het festival zitten erop te kijken als iets dat voor hen onbereikbaar is. En de festivalgangers kijken naar voorstellingen hors categorie."
Lesage: "En dat het dan nog uitgerekend om
Verschaffel: "Het probleem voor het festival is dat zo een standaard wordt gezet waarmee de andere voorstellingen niet meer gemeten kunnen worden. Kunnen die voorstellingen waarvoor Verbergt moet kiezen die schok aan? Kan het festival sowieso die schok aan? Die voorstellingen gaan niet over wat er vandaag in de dans aan de hand is, maar moeten bekeken worden binnen de context van het oeuvre van een choreograaf."
De
Lesage: "Nu hadden, afgezien van praktische factoren,
Verschaffel: "Oei niet. In de
Lesage: "Dat klopt niet helemaal, want je stopt niet om het even wie in het laboratorium. De producent geeft niet om het even welke plantjes water. Het zal in de regel toch wel zo zijn dat men iemand de kans wil geven om een produktie te maken omdat men ander werk van hem of haar heeft gezien dat men interessant vond. Het onderscheid tussen 'produceren' enerzijds en 'kiezen omwille van esthetische motieven' is dus kunstmatig. Echt 'blind produceren', iemand iets laten doen zonder ook maar ooit iets van die persoon gezien te hebben, zal dan ook op
Klapstuk niet zijn voorgekomen. Ten- zij misschien, maar dat is een aparte
discussie, in het geval van de video-catalogus van Herman Asselberghs. De vraag aan Herman Asselberghs om een video te maken was gebaseerd op een vertrouwen in zijn intellectuele integriteit en niet op een kennis van wat hij met dat medium allemaal zou kunnen doen. De vraag aan een filmcriticus en -theoreticus om een video te maken is een beetje vergelijkbaar met de vraag aan een beeldend kunstenaar om een tentoonstelling op te zetten (zoals b.v.
Verschaffel: "Goed: de producent geeft niet alle plantjes water. Maar ook dat kan je nog eens willen ontmaskeren en achter al die keuzes kleine geschiedenissen zoeken, kortom erop uitkomen dat er geen artistieke keuzes zijn, maar heeft dat allemaal wel zin? Of je kan zoeken naar een artistiek statement en dan blijkt een gevoeligheid, soms gevoelerigheid in de voorstellingen. Maar dat is niet zomaar de keuze van Verbergt alleen. Het is in de eerste plaats de keuze van de mensen die dat soort voorstellingenmaken. Wat bezielt hen, wat houdthenbezig?"
Lesage: "Er worden ook andere dan sentimenteel- esthetiserende voorstellingen gemaakt en toch kiest Bruno uitgerekend uit dat soort voorstellingen: Mudances,
Verschaffel: "Je noemt ook
T'Jonck: "Op zich vind ik de voorstelling van Mudances wel onderhoudend en leuk in elkaar gezet, zonder al te veel loze pretenties. Het probleem met die voorstelling is dat ze niet meer dan een aangename zinneprikkeling is, terwijl de uitgangspunten van een kunstfestival totaal verschillende verwachtingen opwekken."
De kracht van de scène
Verschaffel: "De scène wordt vaak uitgebuit als een metafysische ruimte waar al wat je doet 'iets heeft' door de kracht van de ruimte waarin het gebeurt. De meeste voorstellingen gaan aan de kant van die scène staan. Zo gaat
ruimte is, behalve op scène. Er is niemand van de dansers die de ruimte eerst vol dagelijkse dingen zet en dan begint te dansen, of ze eerst aan de kant moet duwen. Er wordt geparasiteerd op de kracht van de theatraliteit die in die theaterdoos is opgeslagen. Die doos werkt omdat de gebouwen nu eenmaal blijven staan en nog gebruikt kunnen worden. De koning en God zijn dood, maar de theaterzaal is overgebleven."
Lesage: "Bedoel je dat dit de theatrale variant is op de ready-mades van
Verschaffel: "Het is inderdaad van dezelfde orde. Men gaat op een naïeve manier aan de kant van de scène staan, doet alsof alle betekenis voortkomt uit de bewegingen die men maakt, terwijl het eigenlijk de scène is die het werk doet."
De Jonge: "In het licht daarvan is het misschien niet onbelangrijk dat je op dit Klapstukfestival voor de eerste maal allemaal aseptische ruimtes hebt, volledig getransformeerd tot theaterruimtes, terwijl vroeger ruimtes zoals de
Verschaffel: "Het is juist daarom dat Oei interessant was. Je wist niet waar je moest gaan zitten om het goed te zien. En ze speelt het zeer consequent: ze bouwt op van links naar rechts, en omgekeerd, en niet van achter naar voor, naar de toeschouwer toe. Die zit als op de lange tribune in een voetbalstadion."
Lesage: "Dat is nog geen voldoende reden om die voorstelling over te waarderen ten opzichte van de andere voorstellingen. De ruimte lokt die opstelling eigenlijk wat uit. Je moet absoluut weinig voeling hebben met die ruimte om de tribune niet zo op te stellen als Oei dat gedaan heeft. Het is overigens geen primeur. STAN bracht er vorig jaar
Verschaffel: "Maar het gaat ook om de consequentie waarmee ze dat soort dingen doet. De leegte, het vertrekpunt van de klassieke theatraliteit kan je alleen bestrijden door circus of door ironie. Bij Oei wordt op geen enkele manier theatraal gewerkt: geen symmetrie, geen denkbeeldige middenlijn, geen vertrekken vanuit het donker. De scène is nooit leeg geweest, het is nooit stil geweest. Mijn basisbeeld van deze voorstelling is dat van een gashaard. Bij de eerste beweging wordt een waakvlam aangestoken waarbij de andere bewegingen vertrekken; de danser die rondstapt, is de waakvlam.
De Jonge: "Ik vind datje daarentegen bij Oei kunt spreken van een overgewicht aan betekenis. In
De taal van het lichaam
T'Jonck: "Een vraag die niet meer aan de orde lijkt te zijn is: wat kan dat dansende lichaam nu anders of meer vertellen dan een theatervoorstelling? En hoe toon je dat? Vaak wordt een voorstelling interessant genoemd precies op een punt waar ze iets binnenhaalt van buiten de dans zelf: een bepaald scène-gebruik, bepaalde showaspecten. Maar er is ook iets anders: het werken aan de manier waarop mensen zich tonen, wat bij theater toch heel belangrijk is. Er is bijvoorbeeld een belangrijk onderscheid tussen de manier waarop
Verschaffel: "
Lesage: "Dat betekent dat de operazangers niet meer op de scène staan en acteren, maar in de orkestbak staan: het orkest in oratoriumopstelling."
Verschaffel: "Dat was het probleem waar Fabres opera mee geworsteld heeft. Eigenlijk had hij gewoon zijn beelden moeten maken en de zangers in oratoriumpositie moeten opstellen."
T'Jonck: "Nog even over dat 'tonen'.
Lesage: "Dat is jouw interpretatie. Het lichaam spreekt gewoon niet eenduidig. Taal is vanzelfsprekend ook niet eenduidig, maar brengt een duidelijker interpunctie aan. Als ik zeg: "ik haat je" kan dat nog altijd betekenen dat ik je eigenlijk verschrikkelijk liefheb, maar waarschijnlijk niet dat het gisteren regende in de
T'Jonck: "Natuurlijk niet, het tonen van het lichaam moet verrekend zijn in de voorstelling.''
Lesage: "Waar kader en context echter volledig uitgepuurd worden, dreig je sprakeloos te staan. Er valt niets over te zeggen, of je kunt er van alles over zeggen, wat hetzelfde is."
T'Jonck: "Het lijkt me een belangrijke vraag, omdat de meeste voorstellingen van deze Klapstuk-editie hun belang halen uit dingen die niets meer met dans te maken hebben."
Verschaffel: "Maar hoe zou je de zuivere dans definiëren? Als 'nulgraad' van het lichaam?"
Onderzoek
tijdens zijn voorstelling, dat is essentieel, zo schept hij een referentiekader waarbinnen we zijn choreografie bekijken. Waar wil jij eigenlijk naartoe?"
Verschaffel: "Pieter, jouw manier om naar de onuitspreekbaarheid van een voorstelling te gaan en daar dan de kwaliteit van de voorstelling te leggen vind ik een beetje verdacht."
T'Jonck: "Bij veel voorstellingen is het toch zo dat het concept niet interessant is, maar dat het wel boeiend is om te zien. Mantero, om bij het voorbeeld te blijven, was zo'n voorstelling."
"Praat"
Lesage: "Er lijkt me een onderscheid te zijn tussen een voorstelling als die van
De Jonge: "Dan schuifje alle postmoderne
Lesage: "Waarschijnlijk wel."
T 'Jonck: "Ik blijf met de vraag zitten of het nu flauw is om te zeggen dat er dingen zijn die je niet in woorden kunt vatten. Bij de
Lesage: "De vraag is natuurlijk of dat al geen 'praat' is: zeggen "dat je met beelden geconfronteerd wordt die een weerstand hebben tegen 'praat'." Als dans al iets suggereert wat je op een andere manier niet lijkt te kunnen zeggen, dan is dat alleen omdat dans niets zegt, niets articuleert, en dus eigenlijk veel zegt of de indruk geeft veel te zeggen. Bij een theatervoorstelling is watje er aan betekenis kunt uithalen, gelimiteerd. De minimalistische dans daarentegen is een Pandoradoos van betekenissen. Ze zegt niets en dus kan je haar alles doen zeggen."
T'Jonck: "Maar dan moetje concluderen dat iedereen die een voorstelling ziet telkens een andere interpretatie maakt en dat is niet het geval."
Lesage: "Nee? Maar goed, stel dat er voorstellingen zijn die gelijklopende interpretaties ontlokken. Op de keper beschouwd blijken in die voorstellingen dan weerhaakjes te zitten die de interpretatie in een bepaalde richting fixeren. Meestal gaat het om een minimaal gebruik van tekst, theatraliteit, bepaalde decorstukken."
De Jonge: "Tenzij je het alleen hebt over de aanwezigheid van een lichaam en zijn strijd met de zwaartekracht."
Verschaffel: "Maar dan nog blijft het de vraag of je de waarheid van een lichaam direct kunt tonen, zonder enscenering of schijn, zonder dat het voorgesteld wordt."
T'Jonck: "Nog zo'n voorbeeld waar het alleen om het lichaam gaat: ik ben altijd bijzonder onder de indruk geweest van de manier waarop
Verschaffel: "Het modernisme en de tijd van het fundamenteel onderzoek zijn voorbij. Men zoekt nog wel van alles, maar men onderzoekt niet meer. De houding waarbij men het eigen lichaam consequent als onderzoeksmateriaal beschouwt, vinden we hier alleen nog terug bij
De Jonge: "Maar is dat wel echt onderzoek? Uiteindelijk heeft ook zij haar vooropgesteld concept van het lichaam, het lichaam dat onmiddellijk versneden is in een aantal delen."
Lesage: "Maar dat is nu juist zo fundamenteel aan
Verschaffel: "
T'Jonck: "Voor al die andere voorstellingen kun je gemakkelijk een ver-haaltje opbouwen door externe elementen te combineren. Maar misschien heeft niemand iets te vertellen. Alleen, men danst en dat maakt het een beetje mysterieus. Dan is het precies alsof er misschien wel iets achter zit. Wat altijd helpt is hier en daar een geïsoleerd object droppen. Fetisjen."
Lesage: "Precies: de haken van
Moet er nog dans zijn?
T'Jonck: "
Verschaffel: "Je kunt je afvragen of een festival niet in staat moet zijn om te zeggen: kijk, het werkt niet meer, het is tijd om elders te zoeken."
Lesage: "Nu, er lijkt zoiets gezegd te zijn, maar dat is volledig de mist in gegaan. De video van Herman Asselberghs lijkt de suggestie in te houden dat dans eigenlijk een verouderd lichaam toont, dat het lichaam van de toekomst het lichaam is van
Verschaffel: "Het zou wel eens kunnen dat de belangrijkste waarheden omtrent het lichaam tegenwoordig niet getoond en niet gedanst worden. Als je een artikel van Michel Serres legt naast al die dansvoorstellingen, dan weet je in één klap heel wat meer."
Lesage: "De vraag is natuurlijk of je naar dansvoorstellingen gaat om 'de waarheid van het lichaam' te ontdekken."
T'Jonck: "Dat was toch het model van de jaren zestig."
Lesage: "Het is niet bepaald met filosofische vragen dat je naar een dansfestival stapt. Het is ook niet redelijk om een voorstelling te evalueren aan de adequaatheid ervan om op dat soort vragen een antwoord te geven."
Verschaffel: "Wat is de globale artistiek-intellectuele relevantie van dans? Vijf of tien jaar geleden zijn hier wel interessante en complexe persoonlijkheden naar voor gekomen, zijn beginnen werken aan een oeuvre. Ze hebben het moment getekend. Maar ik heb niet het gevoel dat de dans vandaag een plaats is waar het intellectueel zeer belangrijk is om bij te zijn. Bepaalde choreografische oeuvres of werken zijn zeer interessant of belangrijk, maar niet de dans als dusdanig. Wat staat er nu in de dans op het spel? Wat is de inzet - behalve het lukken of mislukken van levens en carrières?"
Dennis O '
Auteur Pieter T'Jonck, Peter De Jonge, Dieter Lesage, Bart Verschaffel
Publicatie Etcetera, 1991-12, jaargang 9, nummer 36, p. 40-45
Trefwoorden verschaffel • lesage • voorstellingen • programmator • lichaam
Namen Alchemie en Lijn • Aliud • Amerikanen • Angelika Oei • Anne Teresa De Keersmaeker • Après-Midi Foto Thierry Valentino • Ardennen • Arnold Schwarzenegger • Bart Verschaffel • Belgen • Bij Bauhausheb • Brigitje • Bruno Verbergt • Camacho • Connor • Dennis O' • Dieter Lesage • Disfigure Study Foto Don Rodenbach • Engelse • Fattoumi-Lamoureux • Francis Bacon • Gesamtkunst-werk • Inderdaad • Jan Fabre • John Jasperse • JorLge • Klapstukstudio • Kristien Van Reusel • Marcel Duchamp • Margarita Guergué • Mark Hammond • Meg Stuart • Met Ottone Ottone • Museum Boymans-Van Beuningen • Nadir • Oei van • Olympische • Peter De Jonge • Peter Greenaway • Pieter T'Jonck • Poppea • Portugal • Portugese • Portugezen • Rosette De Herdt • Stadsschouwburg • Steve Paxton • T Jonck • Vera Mantero • Voor Klapstuk 91 • Zuilenzaal
Development and design by LETTERWERK