Archief Etcetera


KRONIEK



KRONIEK

"Nu kan de literatuur ook bij ons autonoom worden, ze moet niet langer documenteren. Nu kan het nationale verleden verwerkt worden, niet documentair, maar met, als je wil, mythologische nauwkeurigheid. In de literatuur gaat het om structuren, en niet om verschijningen. En bij de snelheid die de ontwikkeling op dit ogenblik heeft, is het onmogelijk met literatuur of met een enscenering rechtstreeks in te grijpen." (Heiner Müller)

Needcompany Brussel

Invictos

In Etcetera 12 zei Jan Lauwers over Invicios: "Wij baseren ons op een vijftien novellen van Hemingway...Die verhalen hebben veel te maken met Spanje en met wie Hemingway zelf was...Wij gaan in Spanje werken omdat de meeste teksten iets met Spanje te maken hebben". Invictos is dan ook een internationale coproduktie geworden met o.a. het Sevillaanse Centro Andaluz de Teatro als coproducent.

Het lijkt erop dat Lauwers uiteindelijk het Spanje van zijn drie Spaane acteurs (Charo Peinado, Federico Cassini en Eugenio Jimenez) en de mogelijkheden die hun confrontatie met zijn drie huisacteurs Tom Jansen, Dirk Roofthooft en Mil Seghers bood, verkoos boven het exotische Spanje a la Death in the Afternoon. Als de voorstelling begint, staat een levensgrote, opgezette stier als een monumentaal afgodsbeeld op de scène. Eugenio Jiminez komt op en zingt, trillend van inspanning en ontroering, een droeve Spaanse ballade - de laatste scène is identiek, een accolade waartusssen Invictos staat. Dan wordt het beest echter van de scène gerold, alsof Lauwers wil zeggen: "dit is wat voor de hand ligt, Hemingway is Spanje is corrida, maar ik wil jullie iets anders tonen". Later citeert hij dat sfeertje wel nog even, in een vluchtige flamencobeweging, maar dan is al duidelijk geworden dat Lauwers doorheen Hemingway terug beland is bij zijn eigen thema's: de wisselwerking tussen acteurs op de scène, mannelijkheid en dood.

De dood, en meer specifiek de houding tegenover de eigen verwachte dood, dringt zich steeds meer naar voren als centraal punt in Lauwers' recente werk. In ça va nog aanleiding en anekdote - het meisje dat niet meer wil leven -, wordt zij onderstroom van het machtsspel in Julius Caesar en motor van Invictos. Stramien is Hemingways Snows of Kilimanjaro. De Schrijver (Tom Jansen) viert, geobsedeerd door een voorgevoel van zijn naderende dood, zijn onlustgevoelens en cynisme bot op zijn vriendin (Charo Peinado). Hun ruzies en monologen worden onderbroken door herinneringen en dromen, gepersonifieerd door Seghers, Cassini en Jimenez. Lauwers ontwijkt elk naturalisme: de scènes worden ingeleid door de Regisseur (Dirk Roofthooft) die tevens optreedt als tolk (Spaans, Engels en Nederlands worden door elkaar gebruikt) en moderator en die Jansen voortdurend van whisky voorziet. Lauwers' regie is afgemeten en snoert de acteurs in op de hen toegewezen plek. Tafeltje links vooraan voor Jansen, tafeltje rechts vooraan voor Roofthooft en achteraan drie stoelen voor Jimenez, Cassini en Seghers, die deze enkel verlaten voor één van hun schaarse interventies.

Charo Peinado heeft geen stoel: zij moet blijven rechtstaan, typerend voor haar positie als enige vrouw, outcast en jojo tussen vijf mannen. Haar passie en emotie staan haaks op de hanigheid van de jonge Spanjaarden, de 'drag queen' van Mil Seghers en de rijpe nonchalance en knipogen van Jansen-Roofthooft.

Vier werelden voor zes acteurs. Op geen enkel ogenblik staat er een ensemble op de scène. Lauwers' concept rafelt gaandeweg uit. Ondanks het juk van de regisseur wordt Invictos uiteengeblazen.

Peter De Jonge

Invictos. Naar kortverhalen van Ernest Hemingway. Gezelschap: Needcompany. Regie en decorontwerp: Jan Lauwers. Muziek: Rossini, Händel, Bellini. Choreografie: Grace Ellen Barkey. Met: Tom Jansen, Dirk Roofthooft, Charo Peinado, Mil Seghers, Federico Cassini, Eugenio Jimenez. Produktie: Centro Andaluz de Teatro, Theater am Turm, Wiener Festwochen, Kaaitheater. Gezien in de Ancienne Belgique te Brussel op 28 juni 1991.



Discordia Amsterdam

Het Rad van de Geschiedenis

Voor Het Rad van de Geschiedenis krijgt de toeschouwer een pakje prentbriefkaarten met foto's van recent overleden figuren uit de kunsten cultuurwereld (van Jac Heijer tot Max Frisch en Martha Graham) in de hand gestopt. Bidprentjes, een In Memoriam? Het Rad van de Geschiedenis, alias Bernhards Der Theatermacher is inderdaad een In Memoriam, een In Memoriam van de Hogere Waarden, van de Kunstenaar, van het Theater. En misschien wel een In Memoriam Maatschappij Discordia.

Bernhard ligt de Nederlanders duidelijk. Naast Discordia (dit is hun vierde Bernhard, na Am Ziel, Der Schein Trügt en Ritter Dene Voss) is er immers ook Rijnders, die regelmatig een Bernhard op de planken zet (dit seizoen Het Jachtgezelschap bij Toneelgroep Amsterdam). Discordia's sobere aanpak valt echter te pref eren boven Rijnders' rariteitenkabinet, dat Bernhard willens nillens reduceert tot de scheldende, ongevaarlijke gek die de Oostenrijkse goegemeente in hem zien wou. Het Rad van de Geschiedenis begint benauwend. Een grimmige Titus Muizelaar wijst het publiek de weg tussen de houten stoelen; het speelvlak is ondiep en enkel verlicht door het langzaam verdwijnende daglicht. Maar gaandeweg telescopeert het decor (Lamers haalt opeenvolgende voorhangen één na één weg, een procédé dat hij reeds hanteerde in Oom Wanja) en slaat de toon om van grimmig naar elegisch met tragikomische ondertonen. Lamers geeft zichzelf niet de kans een cliché-Bernhardpersonage dat zelfgenoegzaam en onafgebroken kankert, te spelen. Zijn tirades breekt hij om de haverklap af om het voor hem liggende tekstboek te consulteren. Zijn Theatermacher is dubbelzinnig en vol nuances. Lamers' aarzelende drukdoenerij (hij is tenslotte de spil van het stuk én van Discordia) steekt schril af tegen de massiviteit van Muizelaar, als waard de vertegenwoordiger van provincie en mediocriteit die alle hogere waarden naar omlaag zuigt, het rondlummelen van talentloze zoon Matthias De Koning en de afwezigheid van onwillige vrouw Ditha Van der Linden en mentaal zwakbegaafde dochter Annet Kouwenhoven. Dit zelfgeproclameerd genie dat het platteland uitkotst maar bereid is zijn stuk Het Rad van de Geschiedenis aan te passen omdat Hitier aan de muur hangt, deze begaafde toneelspeler, wiens talent helaas onvruchtbaar bleek (zou dit ook het geval zijn met zijn geestelijke kinderen?), deze tiran die zijn zoon de vloer laat dweilen (hilarische inspanning van De Koning) en kruipt voor de herbergier, deze onbetrouwbare vader die om beurt zijn kinderen verzekert dat zij zijn enige steun betekenen, levert ons een intrigerend beeld op van de Kunst en Haar beoefenaars. Nog één voorhang. Vooraan op de scène staan houten stoelen, mooi op een rij, identiek aan de stoelen waar wij momenteel op zitten. Wij kijken naar het theater, letterlijk. De voorhang trekt weg. Het plateau waarop Het Rad van de Geschiedenis gespeeld zal worden wordt zichtbaar. De acteurs bevinden er zich reeds, het doek zal meteen opgaan. Plots vallen bakken water naar beneden. De acteurs zijn nat tot op de huid en de Theatermacher jammert, omhelst zijn dochter. Het Rad van de Geschiedenis wordt niet gespeeld, wordt nooit gespeeld. Het theater is lek geslagen en lijdt schipbreuk.

Peter De Jonge

Het Rad van de Geschiedenis of Der Theatermacher van Thomas Bernhard. Maatschappij Discordia. Met Jan Joris Lamers, Ditha Van der Linden, Matthias De Koning, Annet Kouwenhoven. Titus Muizelaar. Produktie; Marianne De Graaf. Gezien in het Kaaitheater te Brussel op 27 juni 1991.

Kaaitheater Brussel

Trio in mi-bémol

In 1987 schreef de Franse cineast Eric Rohmer zijn eerste toneelstuk Le trio en mi-bémol. Hij was dan 67 jaar oud. Het voorbije seizoen werd het Trio in het Nederlands geënsceneerd door Jan Ritsema. Het centrale thema van Rohmers films zou men in zijn algemeenheid kunnen omschrijven als het precaire en moeizame tot standkomen van het koppel (vaak treedt er een derde personage op dat dreigt de harmonie van het koppel te ontbinden maar uiteindelijk toch buitengesloten wordt). Rohmersfims staan gecatalogeerd als 'praatfilms': "Dans la vie, la plupart des moments intéressants sont ceux ou l'on parle", zegt de maker zelf. De complexiteit van verhoudingen krijgt geen gestalte doorheen het expliciet tonen van gevoelens en emoties (zoals gebruikelijk in films over relaties), maar in de eerste plaats doorheen de taal die zich als het ware elliptisch verhoudt ten opzichte van die emoties en passies.

Het Trio is het verhaal van Paul (Josse De Pauw) en Adèle (Lineke Rijxman) die eens geliefden waren. Ze zijn dat niet meer, maar willen toch vrienden blijven. Zij heeft intussen andere verhoudingen en houdt hem daarvan op de hoogte. Hij geeft zijn commentaar op haar vriendjes. De liefde voor elkaar willen of durven zij niet uitspreken, hun vriendschap moeten zij steeds opnieuw bevestigen. Het Trio is een stuk over de ambigue retoriek en de complexe strategieën van twee mensen om in dat tussengebied tussen liefde en vriendschap stand te houden. Hetgeen tussen beiden niet uitgesproken wordt, dreigt hen volledig tegenover elkaar te isoleren. Er is uiteindelijk een derde term nodig om de kloof te dichten. Die derde term is de muziek van Mozart. Het is diens Trio in mi-bémol dat het onuitgesprokene toch uitspreekt en daarmee het misverstand opheft. Het lijkt alsof er voor Rohmer een soort van orde bestaat die mensen op het eerste gezicht niet anders kunnen dan ontkennen of zelf vertroebelen, maar die zich toch doorheen de emotionele chaos manifesteert.

Rohmer is erin geslaagd het gegeven van iedere psychologische anekdotiek te ontdoen. In haar toespitsing op het acteren en op een grote

Het Rad van de Geschiedenis (Discordia) - Foto Bert Nienhuis



soberheid in de vormgeving doet de enscenering van Jan Ritsema alle recht aan Rohmers zuivere, haast transparante schriftuur die alle nadruk legt op de retoriek van de verleiding, het misverstand, het conflict. In voorstellingen als Het Heengaan en Wittgenstein ontwikkelde Ritsema een minimalistische theaterschriftuur. Minimalistisch niet in de betekenis van een beperkte woordenschat die herhaald wordt, maar in de betekenis van een uitgezuiverde bijna abstract te noemen grammatica. Abstract vanwege zijn warsheid van realisme, psychologie en anekdotiek. En tegelijk zeer concreet omwille van de fysieke aanwezigheid van de acteurs. Die geconcentreerde fysieke aanwezigheid creëert een "vertrouwelijkheid" tussen scène en zaal, een intimiteit van de acteur met zichzelf, met de medespeler en met het publiek. Vanuit die intimiteit bouwen Lineke Rijxman en Josse De Pauw een netwerk op van verdedigings- en aanvalsmechanismen, bewuste en onbewuste strategieën die ingezet, worden om tegelijk de eigen positie te behouden én op te geven om plaats te maken voor de ander. Achter dat netwerk dat hen dreigt te verstikken wordt een haast kinderlijke kwetsbaarheid zichtbaar. Maar zoals gezegd is er een derde term, de muziek van Mozart, die eveneens fysiek aanwezig is op de scène. Een drietal muzikanten, brengt Mozarts muziek live. De voorstelling opent trouwens met een volledige uitvoering van het Trio. De muzikanten worden expliciet in het spel betrokken. Die geslaagde integratie van muziek en spel geeft aan de enscenering een lichtheid en een speelsheid die ook Rohmers tekst eigen is.

Het Trio mist misschien iets van het radicaal provocerende van Het Heengaan en Wittgenstein, maar tegelijk slaagt Ritsema er ook in deze voorstelling in om acteurs vanuit een grote innerlijke concentratie een tekst te laten zeggen: acteur, tekst en personage in het teken van hun wederzijdse transparantie. Een kleine speeldoos. (Paul van Ostaijen).

Erwin Jans

Trio in mi-bémol Produktie: Kaaitheater; tekst: Eric Rohmer; regie:Jan Ritsema; vormgeving: Jan Joris Laraers; met:Lineke Rijxman en Josse De Pauw; muziek: Mozart; muzikanten: Alexander van Dam, Jeroen Robbrecht, Tahashi Yamane; vertaling: Jenny Tuin.

NTG

Gent

Het Gezin Van Paemel

NTG sloot zijn jubileumjaar, volledig gewijd aan Vlaamse dramaturgie, af met Dirk Tanghes versie van Het Gezin Van Paemel, dé naturalistische klassieker van Cyriel Buysse, geschreven in 1902 en voor het eerst opgevoerd door de Gentse Multatuli-kring in januari 1903.

Dirk Tanghe doet het in zijn drukbezochte enscenering van deze naturalistische net-niet-draak filmisch, met de vakmatige kracht van een Hollywood-regisseur: een stevig rechtlijnig scenario in een wijds beeld dat mooi oogt, bevolkt met goede goeden en doorslechte slechten, slim gecast en met een katharsis-afloop. Eenduidig, proper, afgewerkt, de opdracht professioneel uitgevoerd. Meer heeft hij ons niet te vertellen.

Wat hij ons vertelt is een reconstructie van een zeer nabij verleden, nauwelijks vier of vijf generaties van ons verwijderd. De Vlaamse Gemeenschap was toen nog een gemeenschap van ongeletterde en totaal verpauperde boeren, levend in een feodale verhouding tot een franstalige adel die op hun armoede teerden, daarin bevestigd door de tot berusting oproepende kerkelijke klasse. En die status-quo werd langzaam doorbroken door een steeds groter wordend industrieel proletariaat dat op langere termijn andere machtsverhoudingen kon afdwingen. Het Gezin Van Paemel vertelt het gevecht van de archetypische boer Van Paemel met zichzelf en de hem omringende veranderende wereld, waarin hij zijn hele familie verliest, door emigratie naar het beloofde land - de Verenigde Staten - of door creperen. Hij blijft vereenzaamd en in diepste armoede achter, met zijn vrouw. Het leven en hijzelf hebben hem verslagen. Koppigheid maakt te laat plaats voor een beetje inzicht.

Tanghe en het NTG volgen Buysse naar de letter van de tekst: integraal met overname van allerlei regie- aanwijzingen. De enige denkvrijheid die Tanghe zich heeft gegund is de ruimte: om die uitgestrekte echoput van een Tolhuis toch een beetje zinvol aan te kleden, werd de hele zaal omgetoverd in een bijna vierkant graanveld. De acteurs spelen hoofdzakelijk op de eerste vier meter van de scène. Loodrecht op elkaar doorkruisen wegeltjes het veld, op één diagonale lijn na, die doorgetrokken werd in de gigantische tafel die vooraan staat. Op het achterste stuk van de tafel staan stapels vaatwerk, potten en pannen, een Christusbeeld met open-hartoperatie. Rond deze tafel concentreren de acteurs hun spel. Ze spreken allen moeiteloos het dialect waarin Buysse zijn stuk heeft geschreven, een taal die ten zuidwesten van Gent gesproken wordt. Er werd gekozen voor zogenaamd realistisch-emotioneel acteren, en die stijl staat niet haaks op de abstractie van het decor, evenmin op de filmische beelden die in en rond het graanveld opgezet worden. Tanghe bedient zich van licht en geluid om te illustreren, - we zullen geweten hebben dat de dag begint met fluitende vogels en een steeds fellere rode gloed op de witte infini -, en vooral ook om sfeer te scheppen, schaamteloos sentimentaliteit los te weken. Scoren, kortom. Filmmuziek (in het programmablad wordt niet vermeld om welke muziek het gaat) legt er nog een laagje boven op. De acteurs, met o.a directeur Demedts als Van Paemel en Lieve Moorthamer als zijn wijf, voelen zich lekker in deze speelstijl en taal. Ze zijn strak geregisseerd, perfect 'authentiek' gekleed en draaien het verhaaltje in het gevraagde ritme af. Veel plaats voor nuance is er niet, zeker niet in de tekening van de adellijke familie en Cyriel Van Gent is alleen maar vervelend als pastoor. Elke rol wordt voorspelbaar uitgetekend, de herkenning is het directe doel, zodat verrassing uitgesloten blijft, geen vragen geopperd worden.



En hoe het publiek dit apprecieerde?. Daarvoor verwijs ik graag naar het Zomerleven dagboek van Buysse waarin hij op 1 april, naar aanleiding van, een lied schreef: 'Toen dat lied uitgezongen was, was 't net of heel de zaal plotseling snikverkouden werd. Men hoorde niets dan snuiten neuzen en alom over de potten bier en glazen limonade was 't een geflodder en gewuif van vochtige zakdoeken." Zoiets, maar dan zonder potten bier en glazen limonade.

Dirk Verstockt

Het Gezin Van Paemel. Tekst: Cyriel Buysse; regie: Dirk Tanghe; decor: Steven De-medts; licht: Jaak Van De Velde; spel: Jef Demedts, Lieve Moorthamer, Els Magerman, Koen De Sutter e.a.; Gezien in NTG/Tolhuis op 9 juni 1991 te Gent.

NTG

Gent

Richard Everzwijn

Er zijn tijden geweest, dat een Shakespeare ensceneren kinderspel was. Men had er niet eens een regisseur voor nodig. Alle zonden en vunzigheden van de troonsbezeten en misvormde schurk Richard III, hertog van Gloster, werden zonder omwegen op de schouders van de hoofdacteur geladen, die met bravoure het kwaad in al zijn geledingen belichaamde. Zo is Richard nu eenmaal - van in den beginne verkeerdelijk - de geschiedenis ingegaan. Maar in de loop van de 20e eeuw is het mensbeeld van gewetenloze alleenheersers à la Richard grondig bijgeschaafd, wat blijkt uit Claus' stuk: een 'propere rotzak' van dergelijke afmetingen is een produkt van zijn tijd en echte Richards zijn in het beschaafde Westen (voorlopig) enkel nog curiosa, hoewel een Hitier, Stalin of Ceaucescu nog vers in het geheugen liggen. In ieder geval heeft Claus een dergelijk figuur niet meer het voorrecht van een tragische existentie gegeven, maar Richard met humor gerelativeerd, er een groteske figuur van gemaakt die zelfs nu en dan medelij opwekt en wat aan een stripverhaalbandiet doet denken.

Dat maakte de keuze van regisseur Eddy Vereycken meteen een stuk lichter. Claus mikte op een 'Vlaamse burleske', dus speel je Richard ook min of meer zo. Richard Everzwijn is dus geen stuk voor Shakespeare-getrouwen, wel voor liefhebbers van Claus' puntige en lichamelijke taal.

En toch zat Vereycken nooit op de door hem gewenste golflengte. Uit de theatrale formulering van zijn ideeën spreekt twijfel. Door de veelheid van ensceneringsmogelijkheden? Postmoderne twijfel, zou je het kunnen noemen.

Vereycken is een David Lynch-fa-naat (wie niet tegenwoordig?). Het was dan ook zijn bedoeling die 'bestuiving' uit bepaalde scènes te laten blijken. Wanneer twee nymfoma-nen in opdracht de hertog van Clarence in de Tower komen afmaken, leven we inderdaad een ogenblik lang in de grotesk wreedaardige sfeer, die door haar vermenging met perversie een enorme intensiteit kan bereiken. Richard zelf zou gelijkenissen vertonen met een gekende Lynch-figuur. Maar toch is die spanning niet als een constante voedingsstroom aanwezig.

In nog wat andere details verraadt Vereycken zijn inspiratiebron. De vrij vlotte scènewisseling is weliswaar vooral op de schriftuur terug te voeren, maar toont ook aan dat de regisseur filmisch heeft gewerkt. De 'opnames' van deze 'gedramatiseerde voorstelling' zijn gemaakt in een schaars aangeklede 'studio', met alle aandacht gericht op de personages en met een trap - naar de troon, het schavot, de kerker, de grafkelder of de strop - als centraal beeld. Op deze 'setting' komen de personages hun zegje doen, staan, zitten, komen aan hun einde, maar mogen geen overbodige bewegingen doen. Chris Boni, de tevergeefs waarschuwende weduwe van de vermoorde Hendrik VI, krijst als een bezetene. Blanka Heirman ziet als Koningin Elizabeth haar kroost uitgemoord en is in een paar goede ogenblikken een echt getroffen moeder. De meest overtuigende vertolking is die van Chris Thys, als schoonzuster van Edward IV op de lijkkist van haar vermoorde man genomen door Richard en later diens vrouw.

Wie niet op de planken staat, luistert mee, in een rij gezeten aan de rand van het podium (steeds meer te zien!). Vereycken had hier liever een minder statische opbouw in de vorm van een labyrinth gezien. Deze wat Brechtiaanse enscenering werkt dus maar gedeeltelijk en sommige acteurs trappen zelfs in de val van de declamatie. Coessens echter speelt een geslaagde maffiabaas, een Clausiaanse burleske smeerlap en overtreft daarin zichzelf.

Filmisch is ook de 'soundtrack' (Pol De Couter) bij de groteske, vlot uitgevoerde precisiemoorden. En toch wint de opvoering maar echt aan intensiteit, wanneer bijvoorbeeld drie rouwende moeders hun diepe treurnis met een hartverscheurende klaagzang begeleiden. Die theatrale hoogtepunten liggen schaars verspreid over de opvoering en hadden door een hogere frequentie van Richard Everzwijn een intenser theatergebeuren kunnen maken.

Henk Pringels

Richard Everzwijn. Gezelschap: NTG; tekst: Hugo Claus; regie: Eddy Vereycken; decor: Luk Goedertier; met: Herman Coessens, Chris Boni, Blanca Heirman, Chris Thijs, Bob van der Veken, Nolle Versyp, Carla Hoogewijs, Geert Dauwe, Mark van den Bos, Mark Verstraete.

STAN

Brussel

Brigitje

De poëzie van een ruimte. Een donkere, bouwvallige stapelplaats met zuilen; een oud theaterzaaltje naar antiek-Romeins model; een ruimte met hoge vensters, schaars invallend avondlicht, vogels fluiten. De poëzie van voorwerpen in zo'n ruimte op een zomeravond. Een ladder tegen de muur, enkele bloempotten met rode geraniums, gestapelde borden, bierbakken, een houten bootje, een transistor. Haast een nul-decor, gevuld met levendige, volkse muziek, waarin vier mensen, ergens tussen de voorwerpen. Twee



Brigitje (STAN) - Foto Koen de Waal

ervan, meisjes, dragen een eenvoudig kleed en schoenen met flinke hakken. Ze staan te lachen bij elkaar want een derde, een man, nadert hen van bij het bootje met stralende ogen en een ruiker bloemen. Een sober geklede vrouw loopt naar de transistor en zet de muziek af. Het zijn respectievelijk Sara De Roo, Jolente De Keersmaeker, Damiaan De Schrijver en Mieke Ver-din, en zij maken deel uit van STAN, het intussen bekende 'toneelspelersgezelschap' dat twee jaar geleden werd opgericht. Recent presenteerden zij in verschillende ruimten Brigitje, hun vijfde produktie.

Zoals reële voorwerpen een bestemming krijgen in een lege ruimte - anders dan een opgebouwd decor in een daartoe geschikte theaterzaal -, zo krijgen ook een aantal uitgekozen tekstfragmenten vroeg of laat een eigen plaats in de vertelling die Brigitjeis. Het gaat om fragmenten uit het proza van ondermeer Timmermans, Kroetz, Slavkin, Lorca en Shakespeare, gecombineerd met tekstuele 'objets trouvés' zoals brieven en kinderlijke beschrijvingen van insekten.

Toch is er een organische lijn in de vertelling: een eenvoudig verhaal dat zich concentreert rond de jonge vrouw Brigitje, een personage van Felix Timmermans. Armand, een jonge man met een bedenkelijk verleden, is verliefd op Brigitje, die gevleid, maar tegelijk angstig, onhandig, en vooral onwetend is. Hij benadert haar nogal bruusk en hebberig, en Brigitje verschuilt zich schuw in de meisjeswereld, de veiligheid onder vrouwen. Ze luistert naar hun uitdagende verhalen over mannen, naar hun raadgevingen, er volgen stille, beschroomde gesprekken over de liefde, wild extatische dansen in een kring. En de man staat alleen, bovenop zijn ladder, als een verongelijkt, opgejaagd kind. Gescheiden werelden; archaïsch landelijke situaties, die toch heel actueel zijn. Want paradoxaal genoeg geven de Vlaamse taal van Timmermans, de vervlaamsing van de taal van de andere auteurs, de volle woorden en de aardse, grijpbare beeldspraak aan de taferelen en anekdotes een universele, archetypische dimensie.

Elke afzonderlijke acteur is een centrum van personages en tekstfragmenten die hij zich toeëigent. Tegelijk slaagt elk van hen erin een eigen sfeer rond zich op te bouwen, wat zich uit in hun herkenbare speelstijlen. Achter elke aangeboden tekst - gezamenlijk gekozen en geordend - schuilt een voelbare betrokkenheid die zijn onmiddellijke weerslag heeft op het samenspel, en op de betrokkenheid van de toeschouwer. En als die intensiteit al eens verdwijnt - bijvoorbeeld na de innemende openingsmonoloog van Damiaan De Schrijver - is dat niet te wijten aan de afwezigheid van een regisseur - Josse De Pauw was begeleider -, maar aan de moeilijke opdracht die STAN zich heeft gesteld: de toeschouwer te doen houden van de voorwerpen en teksten, lang door hen gekoesterd. STAN en Timmermans: bien étonnés de se retrouver ensemble.

Sigrid Bousset

Brigitje Gezelschap: STAN. Met: Jolente De Keersmaeker, Sara De Roo, Damiaan De Schrijver, Mieke Verdin. Met dank aan Josse De Pauw. Produktie: Beursschouwburg, Toneelschuur, Monty. Gezien in Stuc, Théâtre de la Balsamine, Nieuwpoorttheater.

Parade Brussel

De Lederman spreekt met Hubert Fichte

Een jongeman van 17, emotioneel nog onvolgroeid en genegeerd door zijn moeder, vermoordt een vrouw die hem genegenheid schenkt. Hij wordt veroordeeld tot 10 jaar gevangenisstraf. Hij ondergaat de gevangenis als een ontmenselijking maar behaalt toch een diploma in de journalistiek. Bij zijn vrijlating gaat hij werken voor de stadskrant en komt hij terecht in het homomilieu. Hij heeft wisselende contacten. Op een nacht wordt hij verkracht door een matroos. De angst, pijn en schaamte maken plaats voor geluk als de agressie van de matroos omslaat in tederheid. Later komt hij terecht in het Hamburgse SM-milieu, de 'leather scène', en organiseert er orgiën, reizen. Hij huwt met een universiteitsprofessor en publiceert enkele boeken. In één van zijn interviews met schrijver Hubert Fichte oppert hij de veronderstelling dat Pasolini zijn dood zelf gezocht, geënsceneerd heeft.

Dit zijn de feiten zoals ze naar voren komen in de dialoog De Lederman spreekt met Hubert Fichte, de neerslag van drie gesprekken die Hubert Fichte had over een periode van zes jaar met Hans Eppendorfer, de Lederman uit de vorige paragraaf. Regisseur Rudi Meulemans, van het Brusselse Parade, kiest in zijn enscenering gelukkig voor een heel sobere aanpak en gaat alle 'betekenisvolle' of 'evocerende' decorelementen en rekwisieten uit de weg. Hij toont simpelweg twee mannen, gezeten aan een tafel, die een gesprek voeren. Hij toont de weifelingen, de pauzes, het nadenken, de bestudeerde listigheid van interviewer Fichte tegenover de aanvankelijk onzekere, maar langzaamaan

De Lederman spreekt met Hubert Fichte (Parade) - Foto Mattie Billen



aan vertrouwen winnende Eppendorfer. Hun acteren is onnadrukkelijk en laat alle ruimte voor de tekst. Diens traject is immers fascinerend: Eppendorfers verhaal roept een aan Genet, Purdy en Pasolini verwante tegenwereld op waarin een aan emotionele verwarring ontsproten agressie gaandeweg opgeslorpt wordt in een geritualiseerd groepsgebeuren en macht betekend wordt via lichaamssubstanties als leer, stront en bloed. Eppendorfer blijft kil als hij dit alles memoreert: hij is consument, maar hij blijft ook toeschouwer. Deze distantie neemt nog toe als hij het pad van de kunst inslaat en daarmee de laatste stap in de sublimatie van zijn agressie zet. Salo van Pasolini wordt geanalyseerd, alsmede Pasolini's gewelddadige dood, die volgens Eppendorfer uitgelokt werd door Pasolini zelf. Agressie is immers op dat moment voor de Lederman geen spontaan, irrationeel gebeuren meer, maar een daad voorbereid door en kaderend in andere daden.

Ik zou Rudi Meulemans graag eens een minder dankbare tekst zien regisseren, eentje waar de keuzes minder eenvoudig liggen. Maar De Lederman spreekt met Hubert Fichte maakt duidelijk dat Parade totnogtoe te weinig aandacht kreeg.

Peter De Jonge

De Lederman spreekt met Hu-bert Fichte. Auteur: Hans Eppendorfer. Regie: Rudi Meulemans. Met: Willem Carpen-tier, Andreas Van De Maele. Produktie: Parade i.s.m. Plateau. Gezien in Plateau te Brussel op 20 juni.

Potters Beesten

Beatrix Potter is de Engelse schrijfster en tekenares van schattige kinderboeken. Ze figureert al sedert het einde van de negentiende eeuw op alle toptien-lijsten van Engelse lezende kinderen. In de jaren zestig werden de boekjes voortreffelijk in het Nederlands vertaald, en zo behoort nu ook konijntje Wollepluis tot de verbeeldingswereld van Nederlands-sprekende kinderen. Het gaat om heel korte verhaaltjes, die, althans in mijn herinnering, weinig theatraal zijn. Ik zou de sfeer van Potter beschrijven als lief en schattig, kinderboeken van voor de Nieuwe Politieke Golf voor jeugdigen, zoals die in het post '68 tijdperk ontstaan zijn. Neen, Potter is zo ontroerend en klein als haar huisje en haar bloementuintje dat je nog altijd in het Engelse Lake District kan bezoeken.

Nochtans biedt Rieks Swarte een totaal andere visie op de verhalen, en deze heeft hij gestalte gegeven in een avondvullend stuk Potters Beesten. Hij heeft vijf boekjes genomen, en deze heel getrouw op de scène gezet. Meteen gaat er een verscheurde wereld open, waar mensen en dieren ongelukkig en wreed zijn. Neem nu het eenvoudige gegeven van Wollepluis die aan de jonge sla in de moestuin van de tuinier gaat knabbelen. De stouterd wordt natuurlijk ontdekt. Bij Potter volgt dan een triomfantelijke ontsnapping, bij Swarte gaat het om leven en dood, en de poppen die de konijntjes uitbeelden sidderen van echte angst. Het verst gaat Swarte als hij de das met de vos laat vechten. Dat wordt een bijzonder pijnlijk gevecht, met opengesperde muil, en verkrampte lichamen. Swarte toont de donkere kant van het landleven in Potters tuin.

Deze visie op de teksten wordt uitgebeeld aan de hand van poppen en mensen. In de loop van de vijf verhalen biedt Swarte een complete anthologie van wat er met deze twee soorten spelers kan gedaan worden. Hij wendt technieken aan uit het klassieke poppenspel, met onzichtbare manipulator, maar speelt ook leentjebuur bij Oosterse vormen, waar, net zoals bij het Japanse Bunraku toneelknechten alle requisieten op en afbrengen, en waarbij een pop door meer dan één manipulator wordt bediend. Zo ontleent dit spektakel zijn charme en zijn fascinatie aan de manier waarop de verhaaltjes van Potter op de scène worden gebracht. Swarte toont hierbij een buitengewone inventiviteit, zodat je op het einde van de avond nog altijd niet uitgekeken bent op de nieuwe mogelijkheden van het medium. Daarbij bespeelt Swarte meesterlijk twee dimensies: er is de uitvergroting (zoals het brutale gevecht met de das in pure comics-stijl), en de miniaturisering, kleine acties die zich in hoekjes en kantjes afspelen en de toeschouwer dwingen tot scherpe opmerkzaamheid (hier herken je even een familietrek die ook de betovering uitmaakt van de tekeningen van Rieks broer, Joost Swarte).

De vertoning wordt door Swarte gepresenteerd als een soort repetitie, waarbij de uitvoering nog altijd kan fout lopen. Het geeft aan het gebeuren wel een specifieke atmosfeer, maar leidt een paar keer tot kneuterigheid, die afbreuk doet aan een avond die verder schitterend toneel is, want achter het gespeeld amateurisme gaat een verbluffende coördinatie en voorbereiding schuil. Alleen al de talrijke scènewisselingen met de vele decorstukken lukken alleen, als ze met zorg en met het nodige ritme uitgevoerd worden. Het toneel is een rommeltje, dat het gevolg is van een grote organisatie. Met Rieks Swarte hebben we dus wel een heel origineel talent aan het werk. Als er al ergens aanknopingspunten zijn, dan is dat met de Tsjechische poppenfilmmakers uit de jaren zestig: dezelfde poëzie, dezelfde inventiviteit, en, negatief punt, datzelfde bijna narcistisch kleine bezigzijn.

Als Swarte deze voorstelling in het Engels kan brengen, kan hij voor jaren op tournee in Engeland, want zoveel nostalgie, zoveel knipoogjes, zoveel ironie dat vinden de Engelsen, volwassenen misschien nog meer dan kinderen, terecht onweerstaanbaar.

Johan Thielemans

Potters Beesten. Tekst: naar Beatrix Potter; regie: Rieks Swarte; met: Ferdi Janssen, Servaes Nelissen, Hans Thissen, Rieks Swarte.

Théâtre Varia Brussel

Songe d'une nuit d'été

Songe d'une nuit d'été - Midsummernights dream van Shakespeare blijft een vreemd stuk: drie verhaallijnen lopen parallel en kleuren op elkaar af; geen van de drie zijn duidelijk in een genre als komedie of tragedie onder te brengen. Er is het hof en het aanstaande huwelijk van koningin Theseus met de amazonen-koningin Hyppolita, en met het dispuut tussen Lysander en Demetrius over Hermia, die verliefd is op Lysander maar door het vaderlijk gezag aan Demetrius is toegewezen. Volledig parallel daarmee loopt een 'hofverhaal' in de mythische wereld, waar Oberon en Titania in onmin leven waardoor de natuur niet tot bloei kan komen. Die parallel heeft Michel Dezoteux heel toepasselijk vormgegeven door dezelfde acteurs in de hofwereld en de mythische wereld te laten optreden als Tita-nia/Hyppolita, Oberon/Theseus en hovelingen Philostrates/Puck. Tussen beide werelden in heb je dan nog het verhaal van zes handwerklieden die ter ere van het komende vorstelijke huwelijk een stuk willen opvoeren. Het personnage dat alles verbindt, door zijn lichtzinnige grollen, door de liefde her en der, maar vooral op de meest ongerijmde plaatsen, rond te strooien, is de bosgeest Puck. Het is nogal verleidelijk om de tekst te lezen als een mijmering over hoe ook de meest onverbiddelijke ordeningen - het hof er de natuur - door de verbeelding en de liefde op hun kop gezet worden. Maar precies die omstandigheid, dat een historische context de bouwstenen levert voor de drie verhaallijnen, maakt een opvoering problematisch. Het hof als ideaaltypische ordening,

Potter's Beesten - Foto Ban van Duin



een half-mythische natuurvoorstelling en de quasi- onnozele maar vrij subversieve houding van de toneelmaker tegenover vooral dat eerste 'grootse' schouwspel, zijn niet meer, en leven ook niet meer in de gedachten van het publiek.

En hier heeft Michel Dezoteux een verkeerde kaart getrokken. Hij vergaapt zich aan Shakespeares bloemrijke taal en fantasievolle capriolen, en zet die als een ware Walt Disney nog eens extra in de verf. Geen moeite wordt gespaard, geen inval is te gek of ze wordt wel eens uitgeprobeerd, en daarbij worden de grote middelen - althans wat betreft machinerie, decorbouw en kostuums - niet geschuwd. Maar het blijven wel invallen, losse collages met de makkelijke poëzie van videoclips. Dezoteux neemt voetstoots aan dat uit die vrije beeldenwaterval het potentieel van de tekst naar voren zal komen, maar net het omgekeerde gebeurt natuurlijk. De signatuur van de maker van de voorstelling verdringt de schriftuur van de tekst; de tekst wordt snel, sentimenteel en opvallend ver-'designed'. Walt Disney is onder andere: negeren van de historische context van een verhaal, en dat is precies wat hier gebeurt.

De beeldrijkdom heeft nog een ander, en wel zeer ironisch nadelig gevolg. De noodzaak van de aanwezigheid van de acteurs voor elkaar, en voor het publiek, is voortdurend zoek. Ze reageren niet op elkaar, maar voeren hun nummer op. De ingesleten sporen van een theatertraditie, van gezwollen declamatie tot overgrote gestiek, worden onder het oppervlak van de mise en scène voortdurend zichtbaar. Alsof de discipline van een opleiding - die teruggaat op finaal het Franse hoftheater - op bijna dwangmatige wijze opduikt daar waar geen ernstig werk gemaakt is van het denken over acteren. En ook daarin staat de voorstelling haaks op Shakespeares theater.

Niet alleen qua decor, maar ook door het aantal acteurs (17!) is dit een groot en duur spektakel, resultaat van een samenwerkingsverband tussen Le Cargo/Maison de la Culture de Grenoble/théâtre Varia. Helaas, alle inspaningen blijken een maat voor niets geweest te zijn.

Pieter T'Jonck

Songe d'une nuit d'été. Gezelschap: Théâtre Varia; tekst:Shakespeare; regie: Michel Dezoteux, decor: Gérard Poli; kleding: Catherine So-mers; met: Jacob Ahrend, Christoph Guichet, Christian Hecq, Philippe Jensette, So-phia Leboutte, David Querti-niez, Laetitia Reva e.a.; produktie: Cargo/Maison de la Culture Grenoble en Théâtre Varia.

Gent

Time Festival

In de tweede helft van mei vond in Gent het eerste Time Festival plaats, een samenwerkingsverband tussen kunstencentrum Vooruit, het Museum van Hedendaagse Kunst, het Nieuwpoorttheater en een twintigtal andere Gentse plateaus dat zich tot doel stelde het publiek een blik te gunnen op de verschillende kunstvormen van het 'andere' Amerika. Zowel publieke opkomst als kwaliteit van de verschillende voorstellingen, performances en lunchvoorstellingen liepen sterk uit elkaar, en bij een volgende editie zullen de organisatoren zeker het al te fragmentarische karakter van de eersteling moeten proberen te vermijden. De regelmatige bezoeker kon zich achteraf inderdaad de vraag stellen of hij wel degelijk een beeld van de Amerikaanse kunstscène in de marge had gezien zoals het organiserende triumviraat had beloofd. De globale indruk is er een van gebrek aan samenhang met weliswaar uitschieters, maar het eerste Time Festival miste duidelijk visie.

Het muziektheatergedeelte draaide rond spilfiguur Rinde Eckert, die samen met Margaret Jenkins in verschillende produkties te zien was. Eckert is in eerste instantie een bijzonder imposante figuur die naast zanger-danser ook componist, schrijver en regisseur is. Deze multifunctionaliteit is zowel zijn sterkte als zwakte; wie hem één keer ziet staat vol bewondering voor de eigen vorm van muziektheater die hij gecreëerd heeft, wie meerdere produkties bekijkt ontdekt de nodeloze herhalingen, het uitmelken van de eigen creatieve groeiprocessen. Dry land divine and other stories bijvoorbeeld viel op door het verfrissende van het concept (een Amerikaanse loser die in de desperate woestijn zwerft wordt door het samenspel tussen zang, verhaal en performance getypeerd als een figuur die nu eenmaal zo is, en niets kan daar verandering in brengen). De samenwerking met componist Paul Dresher bracht echter aan het licht waarom Eckert in Amerika nooit verder dan de cultstatus geraakt is: wie één show gezien heeft weet meteen al hoe de volgende geconcipieerd is, en de talrijke kleine vondsten kunnen daaraan niet verhelpen.

Heel andere koek was Ann Papoulis. In een pure dansvoorstelling bracht zij een beklijvende Medea ten tonele, een bij wijlen schrijnende figuur die echter over de nodige weerbaarheid beschikt om ondanks de fundamentele onverenigbaarheid met het wezen Man te overleven.

Haar furieuze energie wordt afgewisseld met een verrassende ingetogenheid die je als toeschouwer van het eerste tot het laatste ogenblik ademloos doet toekijkend, afwachtend welk konijn ze nu weer uit haar toverhoed zal toveren. Met de mythische figuur van Jason, die zowel tekstueel als letterlijk fysisch neergesabeld wordt, op de achtergrond, brengt Papoulis in Medea een vernieuwende vorm van danstheater. Haar eigenzinnige teksten geven toegang tot een fascinerende wereld vol ontrouw, haat en bitter sarcasme dat je leert dat alles, ook de grootste ellende, kan gerelativeerd worden.

Evenzeer pakkend was de zestigjarige Rachel Rosenthal, een kale imposante vrouw die op humoristische wijze een dramatisch sterke evocatie neerzette van een vrouw die zich op latere leeftijd plots bevrijdt van alle dagelijkse beslommeringen en met een Amerikaanse 'van' de eenzaamheid opzoekt. Verder verdient Shelly Hirsch, eerder al in het land met minder opgemerkte produkties, eveneens een vermelding. Met fragmenten van haar nieuwe produktie O little town of East New York bracht ze een ontroerende evocatie van de kleine kantjes van het leven in de troosteloze New Yorkse sloppenwijken, meteen de ideale smaakmaker voor het Vertelfestival waarin ze in het najaar opnieuw te Gent te zien is.

Minder geslaagd vonden we Los Angeles Povertry Departement, een groep daklozen en werkloze akteurs uit LA die een dramatisch weinig zeggende voorstelling brachten en poppenspeler Paul Zaloom, maar zo kunnen we nog een tijdje doorgaan. Zoals gezegd ontbrak het bij het eerste Time Festival aan coherentie, aan een rode draad waaraan je je kan vastklampen.

Al zijn Rome en Parijs niet op één dag gebouwd natuurlijk.

Stefaan Van Laere

Songe d'une nuit d'été (Théâtre Varia) - Foto J.P. Maurin

Volledig artikel als PDF

Auteur Peter De Jonge, Erwin Jans, Dirk Verstockt, Henk Pringels, Sigrid Bousset, Johan Thielemans, Pieter T'Jonck, Stefaan Van Laere

Publicatie Etcetera, 1991-09, jaargang 9, nummer 35, p. 57-63

Trefwoorden swartefichtebrigitjeledermantriopotter

Namen AdèleAlexander van DamAm ZielAmerikaanseAncienne BelgiqueAndaluz de TeatroAndreas Van De MaeleAnnet KouwenhovenArmandBan van DuinBeatrix PotterBelliniBernhards Der TheatermacherBeursschouwburgBlanca HeirmanBlanka HeirmanBob van der VekenBrechtiaanseBrigitjeBrusselseBuysseCharo PeinadoChris BoniChristian HecqChristoph GuichetClarence in de TowerClausiaanseCulture GrenobleCyriel Cyriel Van GentDamiaan De SchrijverDavid Lynch-fa-naatDavid Querti-niezDe LedermanDeath in the AfternoonDer Schein TrügtDer Theatermacher van Thomas BernhardDirk RoofthooftDirk TangheDirk VerstocktDiscordiaDitha Van der LindenEast New YorkEddy VereyckenEdward IVElizabethEls MagermanEngelandEngelseErnest HemingwayEtceteraEugenio JimenezFederico CassiniFerdi JanssenFranseGeert DauweGenetGentse Multatuli-kringGlosterGrace Ellen BarkeyGérard PoliHaarHamburgseHans EppendorferHans ThissenHeiner MüllerHendrik VIHermiaHet Gezin Van PaemelHet Jachtgezelschap bij Toneelgroep AmsterdamHet TrioHitierHollywood-regisseurHu-bert FichteHubert FichteHyppolitaHändelIn Memoriam Maatschappij Jaak Van De VeldeJac HeijerJacob AhrendJan RitsemaJansen-RoofthooftJapanse BunrakuJasonJenny TuinJeroen RobbrechtJiminezJolente De KeersmaekerJoost SwarteJosse De PauwJulius CaesarKaaitheaterKilimanjaroKoen De SutterKoen de WaalKroetzKunstenaarLaetitia RevaLake DistrictLe CargoLieve MoorthamerLineke RijxmanLorca en ShakespeareLos Angeles Povertry DepartementLuk GoedertierLynch-figuurLysanderMarianne De GraafMark VerstraeteMartha GrahamMatthias De KoningMattie BillenMax FrischMedeaMemoriam van de Hogere WaardenMichel DezoteuxMieke Ver-dinMieke VerdinMontyMozartMuseum van Hedendaagse KunstNederlands-sprekendeNeedcompanyNew YorkseNieuwe Politieke GolfNieuwpoorttheaterNolle VersypOberon en TitaniaOom WanjaOostenrijkseOosterseParade BrusselPaul DresherPaul ZaloomPaul van OstaijenPeter De JongePhilippe JensettePieter T'JonckPlateauPol De CouterPotter's BeestenPotters BeestenPuckPurdyRachel RosenthalRegisseurRichard EverzwijnRichard IIIRieks SwarteRinde EckertRohmerRomeRossiniSM-milieuSTANSalo van PasoliniSara De RooServaes NelissenSevillaanseShakespeare-getrouwenShelly HirschSigrid BoussetSlavkinSo-phia LeboutteSpaaneSpaanseSpanjaardenSpanjeStalin of CeaucescuStefaan Van LaereStucTahashi YamaneTheater am TurmThéâtre Varia BrusselThéâtre de la BalsamineTime FestivalTita-niaTitus MuizelaarTom JansenToneelschuurTsjechischeVerenigde StatenVlaamse GemeenschapVooruitWalt DisneyWestenWiener FestwochenWillem Carpen-tierWittgensteinZijn TheatermacherZomerleven


Development and design by LETTERWERK