HET
Het
Opmerkelijk was de stelling dat het theater, nu de televisie definitief (?) het belangrijkste mediakanaal is geworden, steeds meer een minderheidskunst kan worden genoemd. Allerhande cijfers beamen dat: de democratiserings- en cultuursprei-dingspolitiek van de voorbije decennia hadden geen tastbare evolutie tot gevolg (
Theater als minderheidskunst. De macht van de televisie en misschien, in mindere mate, materiële belemmeringen spelen hierbij een grote rol, maar zeker ook het verschil tussen wat de toeschouwer wordt aangeboden en wat diezelfde toeschouwer verwacht (of wenst). Daarom pleitte Carlos Tindemans voor een betere bestudering van de perceptie van theater: publieksonderzoek mag niet worden beperkt tot het bijeenharken van allerhande quantitatieve gegevens. De relatie tussen het artistieke aanbod en het spectatoriale effect (met het waarom van het theaterbezoek) is even belangrijk om relevante conclusies te kunnen trekken over de publieks-opkomst bij een bepaalde voorstelling of theatergroep.
Welke richting het theater precies uitgaat, is natuurlijk niet te bepalen. Elke theatermaker en theatercriticus zal daar een ander antwoord op geven. De weigering (zelfs parodiëring) van een al te naturalistische speelstijl zet zich al enkele jaren door, een nieuwe weg is nog niet duidelijk afgebakend. Tenzij die van wat gemakshalve het "postmoderne" wordt genoemd, een reeks van geabstraheerde emoties in een recyclerende vorm.
Wat aan de grondslag van theater moet blijven liggen, stelde Tindemans, is het zoeken, het betwisten, het voorstaan van een samenleving. Hij gelooft dan ook nauwelijks in de toekomst van sponsoring in het theater, een stelling die merkwaardig genoeg geen weerwerk of repliek uitlokte vanuit de zaal. Theater, zei hij, moet zijn werk doen "met een terechte inslag van kritisch niveau, dan zal dat enige golfslag verwekken. Deze golfslag is van aard om meteen de bereidheid van de sponsor te beïnvloeden. Je kan bij de sponsor geen theaterprofessionele achtergrond of fundering, laat staan motivering vooropplaatsen, hoogstens persoonlijke grilligheid. Het feodale hoftheater keert terug in lobby-vermomming. (...) Theater is een minderheidskunst; wil het opnieuw een meerderheidskunst worden, dan is het binnen de kortste keer even waardeloos als een televisie-avond. De idee theater alleen al staat haaks op de commerciële intenties van elke vorm van sponsoring."
De afstand van de angst
Lijkt de socio-culturele context van het theater in beweging, het werkproces is dat evenzeer. In
Het immense aanbod van de talloze kleine gezelschappen laat ook veel talent en energie verloren gaan.
de vaak al te korte "carrière" van produkties: te vaak wordt een voorstelling van een jong gezelschap slechts enkele malen gespeeld. Daarbij vond spreker dat er van die gezelschappen te veel zijn die vooral naar de pers toe werken, om nadien te kunnen uitpakken met een heus persdossier. Ook in
De samenwerking tussen theatergezelschappen kent vaak dubieuze nevenverschijnselen: waar eindigt de samenwerking, waar begint de fusie? In het geval van een vrijwillige fusie is daar niets op tegen; het
Hoe moeten fundamentele stellingen leiden tot (suggesties voor) een "rechtvaardige" verdeelsleutel voor de al te beperkte subsidiegelden? Want "niemand die werkzaam is in de culturele sector, kan automatisch of categorieel uitgesloten worden van overheidssubsidies. Er bestaat echter evenmin enige a-prio-ri erkenning van het individuele recht van ieder artiest op overheidssubsidie" (Carlos Tindemans).
Kortom, alles blijft een zaak van selectie. Geld staat nooit garant voor en zegt niets over de kwaliteit van een kunstwerk, maar is een noodzaak voor wie zich met kunst bezighoudt (professioneel in elk geval, vaak geldt het ook voor niet-professionele kunstbeoefening). Het hele kunstleven balanceert voortdurend tussen de individualistische, in principe onafhankelijke kunstenaar en het steeds aan economische principes onderworpen pro-duktie- en distributieproces van kunst (ruimte, materiaal, merchandising, medewerkers, ...).
Zelfs al wordt een "redelijk percentage" van de produktiekosten gecompenseerd door eigen inkomsten en sponsoring, dan nog blijft bijkomende financiële steun, in welke vorm dan ook, een noodzaak.
Dit citaat geeft de essentie aan: subsidie is een recht. Ook de kunstenaar moet op zijn rechten staan.
"We zijn nu al een natie van optische analfabeten terwijl de artistieke complexiteit van perceptueel-pluriforme theaterprodukten alsmaar toeneemt." (Carlos Tindemans)
"Binnen het kunstbestel wordt vaak
"Het hoofdprobleem is niet wat we betalen voor theater, maar wat het ons waard is, nu en later. De discussie over de waarde moet die over geld en prijs vervangen." (Carlos Tindemans)
Auteur Wim De Mont
Publicatie Etcetera, 1986-04, jaargang 4, nummer 13, p. 4-5
Trefwoorden minderheidskunst • televisie • tindemans • theater • carlos • fusie • basiscomponenten • golfslag • overheid
Namen Bernard Faivre • Brialmont-story • Brusselse • Cas Smithuizen • Chopin • De Witte Kraai • Etcetera 11 • Frankrijk • HET THEATER- EN • Jan Joris Lamers • Jean-Marie Piemme • Maatschappij Discordia • Mannen van den Dam • Mortier • Nederland • Nieuwe Bedrijvigheid • Pol Dehert • Raad voor de Kunst • Schubert • Subsidie • Théâtre Varia • VPRO • VTC-COLLOQUIUM OVER • VTC-colloquium • Vlaamse • Vlaanderen • Wim De Mont
Development and design by LETTERWERK