Archief Etcetera


Luk Van Brussel en Vera: Een woestijn zonder kameel



Voor een eigen dramaturgie

Het NVT programmeert sinds 40 jaar uitsluitend Vlaamse stukken. Dit NVT heeft zich zelf voor zijn 10-jarig bestaan een verjaardagsgeschenk aangeboden : een boek, dat de titel kreeg Nieuw Vlaams Theater. Voor een eigen dramaturgie en bijdragen bevat van Wil Beckers, Leo Geerts en Rafaël Vandermeerschen, die ook de redactie waarnamen; verder zijn er ook teksten van Geert Opsomer, Roger Van Ransbeek, Jaak Van Schoor en Martine Deboosere. Het werk is ingedeeld in vier blokken: een geschiedenis van het NVT; Kritische bemerkingen en kanttekeningen bij de 10-jarige evolutie; Portretten van de 24 auteurs waarvan het NVT tijdens zijn bestaan stukken programmeerde en eer? vierde deel dat een antwoord zoekt op de vraag of een eigen dramaturgie een luxe of een noodzaak is.

Het laatste artikel in blok vier is van de hand van Geert Opsomer en bevat (eindelijk!) een aantal wetenschappelijke gefundeerde criteria om een repertoire-onderzoek in Vlaanderen aan te pakken. Eigenlijk had het

boek met dit artikel moeten beginnen: op duidelijke wijze wordt hier aangetoond dat er in de manier van programmeren van onze theaters (op enkele uitzonderingen na, zoals het stilaan tot legende gepromoveerde Vlaamse Volkstoneel) sinds ca. 1920 eigenlijk geen verandering is gekomen. Enkele accentverschuivingen niet te na gesproken, die te maken hebben met de andere historische afstand to.v. bepaalde theaterperiodes en hun specifieke stijl, lijdt de programmering van 1980 aan dezelfde kwalen als die van 1920, t,w. een gevoelig primeren van geïmporteerde stukken op de eigen produktie én een verwaarlozen van traditie en van de eigen wortels.

Tussen twee of meer stoelen

Het NVT ontstaad in 1972 in feite uit reactie op dit receptieve en niet-produktieve karakter van het Vlaam-

se theater en zal gedurende tien jaar als hardnekkige pionier Vlaamse stukken programmeren tegen heug en meug. Tegen heug en meug; omdat het 'van-Vlaamse-hand-zijn' alleen moeilijk als artistieke drijfveer beschouwd kan worden, En hier komt dan meteen én de zwakte én de dubbelzinnigheid van het NVT op de proppen, die in dit boek beseft worden, maar waar de NVT-directie toch nog geen keuzen-in-de-toekomst tegenover stelt. Dat het NVT zich tussen twee of zelfs veel meer stoelen bevindt, leidt er al tien jaar toe dat hier zowel conventioneel-realistische stukken (58,5% van het repertoire) geprogrammeerd worden als meer experimentele of niet-conventioneel-realistische werken (41,5% van het repertoire); dat leidt er ook toe dat in het boek enerzijds de INS in de periode van Mistero Buffo als voorbeeld voorop gesteld wordt en dat anderzijds de receptie bij de presentatie van het boek aangeboden wordt door Topics Magazine. op artistiek vlak het gamma willen bestrijken van boule-



vard tot avant-garde; op maatschappelijk vlak zowel links als rechts willen staan: kan dat? De vraag waar dit 10-jarig praktijkoverzicht dan ook geen antwoord op geeft is: waar staat het NVT voor? Leidt die 'democratische' reflex om al wat Vlaams is op gelijke voet te behandelen, niet net naar het tegengestelde van wat men beoogt? Bevordert dit wel echt een degelijke eigen dramaturgie?

Getto

Een voorbeeld: in blok drie van het boek krijgen 24 Vlaamse auteurs een evenwaardige behandeling: een van hen is Claus, Is het niet onrechtvaardig en buiten alle proporties om hem dezelfde aandacht te geven als b.v. (de keus is willekeurig) George Nijst van wie het boulevardstuk Wat nu Suzy? werd opgevoerd en die daarna naar Venezuela uitweek? Deze 24 portretten tonen de oogst die het NVT gezaaid heeft; weinig, zeer weinig wordt hier door de auteurs zelf gezegd over hun worsteling met

vormproblemen, over de thema's die volgens hen vandaag de kern van de werkelijkheid uitmaken, de inhouden waarbij zij aansluiting vinden en waarom. De meeste portretten tonen ons Vlaamse ik-jes in bewondering voor zich zelf.

Dat het NVT echter in de rol geduwd wordt van een 'getto voor Vlaamse theaterauteurs* kan natuurlijk niet alleen op rekening geschreven worden van Wil Beckers en zijn medewerkers. Op idealistische wijze heeft het NVT steeds taken op zich genomen die door anderen niet werden gedaan. Waar is ze, de consequente politiek van onze grote schouwburgen (alleen het NTG deed wel pogingen in die richting) om auteurs te 'maken'? De betere voorbeelden en hun resultaten liggen nochtans dichtbij, denken we b.v. aan Globe. Het onderzoek van Geert Opsomer wijst trouwens uit dat de C- en D-groepen in het decreet dubbel zoveel nederlandstalige stukken creëren als de repertoiregezelschappen. We weigeren nog terug te vallen op die versleten

argumenten zoals De Vlaamse bekrompenheid, De culturele achterstand, Het gebrek aan talent enz... Vlamingen zijn burgers zoals alle anderen ter wereld, met vijf zintuigen om de hedendaagse realiteit op te nemen. Welaan dan; kleppen van de ogen. Watjes uit de oren. Handen uit de mouwen.

In het boek wordt gesuggereerd dat Wil Beckers het NVT wil laten evolueren tot een vast gezelschap: dit leidt wellicht onvermijdelijk tot striktere keuzen in dit Vlaamse repertoire. Méér keuze betekent ook: meer structuur, meer profiel, meer karakter. Indien deze keuzen tot stand zouden komen met artistiek-kwalitatieve en authentiek op de werkelijkheid betrokken bekommernissen als leidraad, dan wensen wij het NVT bij déze: 'nog vele jaren'.

Marianne Van Kerkhoven

Nieuw Vlaams Theater. Voor een eigen dramaturgie, Soethoudt, Antwerpen 1983: 700 fr.


Development and design by LETTERWERK