HANDKE
In zijn essay Ich bin ein
Zo werd in
In
Dat stuk ging op 30.11.1982 als Baas boven baas in première in een coproduktie van BKT en
wachtingen hoeven vandaag zeker niet meer op de manier van het stuk in vraag te worden gesteld. Kritiek op het klassieke toneelrealisme is immers geruime tijd een vanzelfsprekend onderdeel en niet meer het hoofdbestanddeel van het eigentijds toneel.
De pupil is de pupil
Wanneer het licht op de scène aangaat zien we de pupil op een kist zitten voor een rood bakstenen huis. Hij draagt werkkledij en eet een appel. Vooraan ligt een grastapijt. Daarop staat een apparaat dat met een zwarte regenmantel bedekt is. Er liggen enkele bieten naast. "Het hoeft nauwelijks vermeld te worden dat het personage een halfmasker draagt", schrijft Handke in zijn regie-aanwijzingen. Inderdaad, in een stuk van de
De functie van macht
Ik ben opzettelijk lang bij deze eerste scène blijven stilstaan omdat ze de theoretische alsook inhoudelijke opzet van het stuk voortreffelijk illustreert. Ze is een perfecte realisatie van een van de andere stelregels van Handke: "
Ons wordt duidelijk gemaakt, dat in dit stuk niet over macht gesproken wordt, maar dat de macht concreet, d.i. door middel van beelden getoond zal worden. Daarom ook is dit een stuk zonder woorden. De handelingen, de gebaren van de acteurs zijn dus zeker geen pantomime (in de zin van: het in bewegingen omzetten van betekenissen, het verwijzen naar taal). Al kijkende moet de toeschouwer zich onder de dressuur van de beelden plaatsen. Aan de hand van de exemplarische strijd die voogd en pupil met elkaar uitvechten wordt de functie (niet de betekenis) van macht duidelijk gemaakt.
Dat gebeurt bijvoorbeeld in de scène waar de voogd op een stoel klimt en de pupil hem nadoet. Vooreerst dient vermeld dat alle scènes, op de eerste en de laatste na, zich binnenshuis afspelen. De acteurs hebben de rode bakstenen muur 180° laten kantelen, zodat de witgekalkte binnenwand van de boerenwoning zichtbaar werd. In de zo vrijgekomen huiskamer staan een tafel, twee stoelen, een ouderwetse kachel. Links op de grond staan borden opgestapeld. De voogd is dus op een stoel geklommen, de pupil op zijn stoel. Vervolgens klimt de voogd op de tafel, de pupil eveneens. Tot de voogd aan de lamp gaat hangen, letterlijk baas boven baas is, waarna de pupil prompt de tafel onder de bengelende voogd wegtrekt en geamuseerd toekijkt. Of in die andere scène, waarin de voogd in de kamer heen en weer loopt, de pupil hem op de voet volgt, de voogd sneller en sneller gaat, beiden achter elkaar aanhollen tot de achtervolger de achtervolgde wordt en vice versa. Dat zulke scènes niet gaan vervelen (alle zijn immers op diezelfde leest geschoeid) en evenmin afglijden in het oppervlakkig komische, is zowel te danken aan het uiterst geconcentreerde spel van de acteurs als aan de preciese timing waarmee elke situatie wordt afgehandeld.
Ook in het hanteren van 'gewone' voorwerpen als een tuinslang, borden, een kalender, laarzen... weten de acteurs het bevreemdende van die voorwerpen op de toeschouwer over te brengen. De voorwerpen bemiddelen de machtsstrijd in hun nukkigheid (in een bepaalde scène toont de voogd hoe 'een' voogd een krant leest, hij vouwt ze op, alsmaar kleiner, probeert ze te verfrommelen, maar ze springt weerbarstig uit zijn handen op tafel) of in hun angstaanjagendheid (de pupil legt na de eerste scène een derde appel voor de voogd op tafel, en de vrucht blijft er de hele scène door stil, aanklagend liggen). Ze maken de spanningen tussen voogd en pupil op concrete wijze zichtbaar.
Hier lag voor mij het interessante van de voorstelling: de lichamelijk tastbare spanning die de beide acteurs wisten te concretiseren. Veel verder dan deze op het ogenblik van de voorstelling opgedane ervaring, ben ik bij het nadenken over die avond niet gekomen, vrees ik. Los van mijn eigen beperkingen is dit ook de zwakte van het stuk. Het zal de lezer niet zijn ontgaan dat ik van het navertellen van het stuk weinig terecht heb gebracht. Dit was in feite onmogelijk door de onderlinge uitwisselbaarheid van de afzonderlijke scènes. De regisseur heeft dit enigszins opgevangen door lichte toevoegingen of veranderingen bij de oorspronkelijke tekst aan te brengen. Zo bezat de pupil van in het begin van het stuk een groter tegen-gewicht dan in de tekst van Handke. In de slotscène weigert hij zelfs het bevel van de voogd bieten te snijden op te volgen. (Het geheimzinnig appa-
Baas boven baas (BKT en
raat onder de regenmantel bleek een bietensnijder.) Deze veranderingen kwamen weliswaar de spanning tijdens de opvoering ten goede, ze voegden echter niets wezenlijks toe aan de portee van het stuk.
Na Baas boven baas schreef Handke nog drie toneelstukken waarin hij zijn bekende problematiek verder uitdiepte :
Handke schijnt hier zijn vroegere taalscepticisme overboord te hebben gegooid. Hij deinst er niet voor terug woorden als '
Tino
BAAS BOVEN BAAS auteur ;
Auteur Tino Haenen
Publicatie Etcetera, 1983-03, jaargang 1, nummer 2, p. 25-27
Trefwoorden pupil • voogd • handke • appel • baas • handkes • stuk • kaspar • tafel
Namen Atelier • Aufsichts-rats • Begrüssung • Bewohner des Elfenbeinturms • Bodensee • Bue Ste • Das Mündel • De Mythe van • Der Ritt • Die Unvernünftigen • Duitse • Dörfer • Eine Möglichkeit • Es • Gedicht • Geist • Götter • Haenen • Jean-Marie Fievez • Kaspar • Langsame Heimkehr • Peter Handke • Philippe van Kessel • Publikumsbeschimpfung • Quodlibet • Seele • Trost • Uber • Vormund • Welt • Yves Hunstad • jonge Handke
Development and design by LETTERWERK