De vrouw op het Katholiek tooneel, of niet?

Jan Bernaerts, 1922-05


Source

Tooneelgids, 1922-05-00 pp. 113-114


Items that may be related to this text • More...

  1. ◼◻◻◻◻ Jan Bernaerts: Het Vlaamsche Volkst... 1930-05-18
  2. ◼◻◻◻◻ Cr.: Madame Butterfly... 1922-05-05

De vrouw op het Katholiek tooneel, of niet ?

door Jan BERNAERTS

Is het toegelaten aan onze katholieke kringen stukken op te voeren met gemengde rollen ?

Zuiver theoretisch gesproken, wordt het van kunststandpunt uit, vereischt dat de rollen gespeeld worden door de personen voor wie ze geschreven zijn, dus de vrouwenrollen door dames, de heerenrollen door heeren.

Een enkele maal wordt, noodzakelijkerwijze, in onze onderwijsinrichtingen een werk met gemengde rollen vertoond uitsluitend door meisjes of uitsluitend door jongelingen, namelijk de bijbelspelen; hier geldt dan althans het bezwaar niet der kleederdracht, maar het kunstgehalte lijdt er erg onder.

Van zedelijk standpunt uit brengt het samenzijn van de twee geslachten bezwaren bij. Hiermee wordt echter niet geschermd tegen een « sociale week » of tegen de gewone samenkomsten in onze kringen, niet eens tegen het regelmatig samenspel aan de tafels. Acht men het zedelijk gevaar grooter bij vertooningen, dan ligt 't aan uiterlijke omstandigheden waarmee bijgevolg dient rekening gehouden.

Practisch. Waar de hoogere geestelijke overheid een maatregel heeft uitgevaardigd, daar dienen onze vereenigingen zich te onderwerpen, tenzij ze een afwijking er van kunnen wettigen.

Waar de hoogere geestelijke overheid zich over dit vraagstuk niet heeft uitgesproken en een bestuurder van een werkliedenbond gemengd spel wil invoeren, is 't altijd voorzichtig daarover den Z. E. H. Pastoor of Deken te raadplegen.

Een damesclub of een studentengild mogen niet tot gemengde kringen worden omgezet. Nooit mag toegegeven worden aan een aanvraag tot stichten van een gemengde tooneelafdeeling, wanneer bij de leden de bedoeling voorzit er een vrijersgelegenheid van te maken. Met andere woorden : bij een jeugdvereeniging hoeven regelmatige samenkomsten van beiderlei kunne uitgesloten te worden.

Mede past 't een onderscheid te maken tusschen gezelschappen op den buiten en in de steden.

Op de buitengemeenten is over 't algemeen de mentaliteit erg kleingeestig, er kan gemakkelijk opspraak en daardoor, tweedracht gekweekt worden. Bovendien wordt daar veelal niet gedaan aan ware kunst en kan de kunsteisch dus niet ingeroepen worden.

In de steden waar « onzijdige » (?) gemengde kringen bestaan en geen enkele katholieke dergelijke gilde, meenen we dat het noodzakelijk is althans één gemengd gezelschap te bezitten, zoodat tooneellief hebbers (spelers of bezoekers) geen voorwendsel kunnen laten, gelden om hun lidmaatschap bij neutrale ( ?) kringen te verrechtvaardigen.

Waar men meent een gemengd gezelschap te moeten samenstellen : a) daar erkenne men vooraf de plaatselijke geestelijke overheid, vermits zedelijke belangen op het spel staan; b) daar zorge men voor een goede keuze van speelelementen; c) een voorbeeldige mentaliteit; d) een flinke leiding; e) en een goede lokaal-inrichting.

a) Het raadplegen van de plaatselijke geestelijkheid. Het is verkeerd iedereen warm te maken ten gunste van een gemengd tooneel en ja zelfs allerlei schikkingen te treffen, vooraleer den Z. E. H. Pastoor aan te spreken. Het is noodig dat wie het plan opvat, van eerstaf daarvan de geestelijkheid op de hoogte brengt; zeer dikwijls zal hij zelf zijn plan laten varen, wanneer de geestelijke overheid hem de redenen kan toevertrouwen die haar aanmanen het ontstaan van een gemengden kring te vermijden, plaatselijke redenen welke vermoedelijk niet aan iedereen mogen meegedeeld worden. Bij voorzichtig optreden kan veelal groot kwaad worden vermeden, terwijl bij onbezonnen voortvarendheid de kwestie van het gemengd tooneel door het scheppen van partijschappen voor en tegen, een bron kan worden van diepgaande moeilijkheden.

b) Een goede keuze van speelkrachten. Ouderen van jaren met jongere kandidaten, waartusschen liefst familieleden zoodat b.v. een vader met zijn dochters, een jonge vrouw met haar echtgenoot, een broer met zijn zusters, onder meer anderen worden ingeschreven als lid.

c) Dan is een voorbeeldige mentaliteit gemakkelijk te bewerken en te behouden.

Mentaliteit betreffende den gewonen hoffelijken omgang met mekaar; ook betreffende het hooger doel : kunstbetrachting, volksontwikkeling.

Met een halfbakken mentaliteit kan niets goeds uitgewerkt worden en dan is 't voordeeliger geen eigen tooneelafdeeling (gemengd of niet) in 't leven te houden.

Waar de vrouw bijgeroepen wordt om haar steun te verleenen, daar dient ze een fijner, edeler cachet te geven aan alles en mag ze niet misbruikt worden als hulp tot verlaging van ons volk.

d) Een flinke leiding, welke voorzichtig maar ook krachtdadig kan optreden om alle kwaad te voorkomen en de goede mentaliteit te bewaren.

1 Leiding welke ook met de gesteldheid der spelers en speelsters dient rekening te houden bij het uitkiezen der tooneelstukken.

e) Goede lokaal-inrichting. Ruim tooneel, goede belichting, passende kleedkamertjes waarvan deze voor de vrouwen gescheiden zijn van deze voor de mannen.

Wie op dergelijke wijze de bezwarende moeilijkheden ondervangt, zal ongetwijfeld de christelijke deugd van voorzichtigheid voldoende beoefenen bij de aanvaarding van dames in zijn tooneelafdeeling.

Een zeer grote fout van het dilettantentooneel is te weinig letten op gelaatsmimiek. Hier onderscheidt men direct den beroepsacteur van den dilettant. Men hoort zoo vaak een bedroefde vader op het tooneel zijn verdriet uitroepen, hij verzekert het pulbliek dat hij diepbedroefd is, en men kijkt naar zijn gelaat en merkt er weinig sporen van. Hetzelfde effen gezicht ziet men het heele stuk door. Is dan het gelaat niet de spiegel der ziel? Alle gemoedsaandoeningen weerkaatst het gelaat. De acteurs die zoo strak van gelaat blijven, bewijzen het best dat ze er niets van voelen, dat ze er niet « in » zijn, niet, inleven in hun rol. Slaat in het dagelijksch leven, maar eens 'n werkelijk bedroefd mensch gade, men leest het in de uitdrukking zijner oogen, in het vertrekken van zijn mond, in het rimpelen van zijn voorhoofd, in alle zenuwbewegingen van zijn gelaat. Tracht zulks in uw rol te imiteeren en uw spel zal veel beter zijn.

(P. Adrianus, Tooneelg. v. dilett., 1 September 1922.)


Items that may be related to this text

  1. ◼◻◻◻◻ Jan Bernaerts: Het Vlaamsche Volkst... 1930-05-18
    (author) Jan Bernaerts • Jan Bernaerts
  2. ◼◻◻◻◻ Cr.: Madame Butterfly... 1922-05-05
    (date-year) 1922 • (date-month) 1922-05