Advanced Search found 1 item(s) featuring "Anna Elisabeth Mathieu de Noailles"

1922-01-22 HULDIGING (Karel Van de Woestijne)
  • . . . zij van haar bestaan een eerste overtuigend bewijs zou geven door het plechtig ontvangen van haar eerste buitenlandsch eerelid, de sumptueuse dichteres gravin Mathieu de Noailles , waarmede zij innoveeren zou. De innovatie, gij weet het, ligt niet aan het feit dat de " Académie royale belge de littérature . . .
  • . . . zij het alleen, omdat de recipienda een naam draagt die hoog klinkt onder de schoonste van Frankrijk. Had zij, in de plaats van gravin de Noailles , eene schrijfster tot zich geroepen als, bijvoorbeeld, Colette Willy , die aan het Fransch lezend publiek toch ook een aantal pathetische . . .
  • . . . Marcel Prévost en door Paul Bourget , wier beider beroemdheid kon opwegen tegen het gebrek aan vertegenwoordiging der overige Belgische academies. Mevrouw de Noail les had er verder voor gezorgd dat de Fransche adel aanwezig zou zijn: onder vele andere hadden de hertogin van Rohan en . . .
  • . . . weer blijk van gegeven, en dat is het juist wat mij in verlegenheid brengt. Ik had heel graag den lof gehoord van de comtesse de Noailles , uitgesproken door een der dichters van de academie: zij zijn er talrijker dan waar ook, en eronder zijn er prachtige, waarvan volgens . . .
  • . . . onzen grooten en armen Charles van Lerberghe , hij was de man om de wel wat uiterlijke maar zeer oprechte kunst van mevrouw de Noail les te analyseeren. Al staat hij, met zijn maagdelijk-kuisch gevoel, misschien wel wat schuchter tegenover de breed-pantheistische dichteres van "le Coeur innombrable", . . .
  • . . . niet voor eeuwig het genot uit: de doodsgedachte die, streelend of wreed, de eindstrophe is van alle lyrisme, vereenigt Séverin met Noailles ; zij komen erin samen, hij uit zijn woudmysterie, zij uit de geometrisch-effen schoonheid van haren tuin aan het meer, als in het oord der . . .
  • . . . belijden, dat verschrompelende vreeze was of de zelfvernietiging der overgave, vindt hier de wederzijdsche kennis der ijdelheid. Met een verschrikkelijke stelligheid laat de gravin de Noailles haar Eros bevestigen: Je suis le ciel certain, l'absence de remords. Doch onmiddellijk volgt erop: Et le danseur divin qui conduit à . . .
  • . . . die hij begrijpen kon in haar laatste bereiken, in hare eindelijke rust.... Ik merk dat ik eenigszins ben afgedwaald. Wijt het aan Noailles en aan Séverin . Al schrijvend heb ik mezelf het antwoord gegeven op de vraag wat zij elkander in het openbaar wel hadden . . .
  • . . . voor me-zelf te nemen: in het openbaar zijn dichters doorgaans niet zoo oprecht. In deze zijn philologen veel naïever. Prof. Wilmotte heeft de gravin de Noailles philologisch en historisch behandeld. Hij heeft van haar gesproken alsof zij er niet bij was. Hij heeft gedaan wat dichters het minst-aangenaam . . .
  • . . . mij niet kwalijk: zijne rede geleek een necrologie, hoe lovend dan ook. Al is, in de ijlste, verste der luchten, de bloem van Noailles ' poëzie het doodsgevoel, toch is het niet aangenaam zich te hooren behandelen alsof men, bij het betreden van een Academiegebouw, het "Lasciate ogni speranza" . . .
  • . . . de onsterfelijkheid ingegaan, toch nog tot de sterfelijken behooren. De fleurige, zij het ontledende complimenten van prof. Wilmotte doen aan als... het tegendeel. Mevrouw de gravin de Noailles heeft er zich weinig aan gelegen gelaten. Zij heeft zich, ten antwoord, een hymne van liefde gegund. Toen ze rees, . . .
  • . . . van drie Vlamingen, van Georges Rodenbach , van Charles van Lerberghe , van Emile Verhaeren . Met erkentelijke aandoening verkondigt mevrouw de Noailles hun roem. Het is met verzen van den "magnifique Verhaeren , que j'admire tant et qui m'aimait", dat de "magnifique" dichteres . . .
  • . . . derzelfde taal, tusschen haar Oosten en ons Noorden. Misschien zal prof. Wilmotte wel wat af te dingen hebben op de eruditie van de gravin de Noailles : hier en daar klonk zij wel wat verdacht. Maar wat ze zei was schoon van klank en van bewogenheid. In eene Belgische-academische . . .