HET PAROOL 1-5-1981 (01)

(Claus, H.) 2e blad

'HET REALISME BESTAAT HELEMAAL NIET IN FILM'

door MAARTEN VAN ROOIJEN

"Ik heb voor de film moeten kiezen: of ingaan op het probleem van de incest, of de vraag hoe het mogelijk was om samen verder te leven," zegt scenarioschrijver-regisseur Hugo Claus (52) over zijn film "Vrijdag" naar het gelijknamige toneelstuk uit 1969. "In de film heb ik gekozen voor het meer voor de hand liggende probleem: hoe zullen ze het redden. Daardoor is de incest naar de achtergrond gegaan en die bestaat alleen nog in de herinneringen. De beelden daarvan heb ik ook weergegeven door een vaselinefilter. Ze zijn daardoor heel zacht geworden. Ik denk dat je die techniek op zo'n manier ook eens op een goede manier kunt toepassen".

"Het stuk duurde oorspronkelijk drieëneenhalf uur. Waar het over ging zie je nu ook terug in de film, maar het zijn maar flitsen, terwijl het stuk meer voortkabbelt. Het is niet meer zozeer een afwisseling van komedie met drama, maar meer van farce naar tragedie geworden; een wrange tussenvorm, waarbij je op bepaalde momenten niet weet of je eigenlijk moet lachen of niet. Sommige scènes zijn bijna platvloers geworden, zoals de stoeipartij tussen de douanebeambte en het meisje, die gefilmd werd als de bekende scènes in de Tiroler-sexfilms. Daardoor kunnen ze functioneren om zich tegen de realiteit af te zetten".

"Het is allemaal niet realistisch. Het realisme bestaat trouwens helemaal niet in de film; zelf niet in een documentaire of een journaalfilm. Het is geen weergave van de werkelijkheid en aangezien het nu eenmaal onmogelijk is om die te kunnen vatten, kun je beter de onwerkelijkheid gewoon maar inbouwen en die het uiterlijk van natuurlijkheid meegeven. Het is toch als erg genoeg, dat we in het dagelijks leven de werkelijkheid moeten doormaken, daarom hoeve we hem toch ook niet nog eens proberen weer te geven op film".

"De film begint met het ontslag va de hoofdpersoon uit de gevangenis. De werkelijkheid, die men dan te zien krijgt ervaart men door de ogen van de man. Hij ervaart de mensen om zich heen als gekken. Het was de bedoeling om de omgeving vervreemdend op hem te laten werken. Je ziet de dingen nu eenmaal anders als je net uit de gevangenis komt. Daardom heb ik de mensen ook karikaturaal verhevigd. Zo is er de absurde situatie van een gevangenisdirecteur, die muziek van Tsjaikovski laat horen".

"Ik heb zelf een grote bewondering voor mijn personages? Zo vind ik het idee van de man om zijn vrouw met haar minnaar naar de slaapkamer te sturen om samen nog een keer naar bed te gaan een heel intelligente manier om met je problemen om te gaan. Je verwacht dat misschien niet van een arbeider van een meelfabriek, maar dat komt omdat je een vooroordeel hebt ten opzichte van arbeiders. We hebben de neiging om arbeiders te associëren met emoties, maar dat gaat absoluut niet op. Ik ben zelf een van de weinige Nederlandse schrijvers, die arbeider is geweest. Ik ken het milieu vrij goed. In die omstandigheden heb ik elke keer weer verbaasd gestaan over de manier waarop ze erin slaagden om de essentie van een probleem aan te pakken. Een burgerman schakelt in zo'n geval onmiddellijk over op Tennessee Williams of op de farce van Feydau. Dat zijn de twee extremen, waarbinnen een bourgeois kan opereren. Een arbeider reageert daarentegen in dit soort situaties op dezelfde manier als wanneer hij een tafel moet maken of een muur moet metselen. Daarbij denkt hij in de meest precieze en heldere termen".

"De taal is mijn voornaamste bekommernis. Ik weet dat mijn taalgebruik voor de Vlamingen waarschijnlijk even artificieel klinkt als dat het voor jullie Nederlanders klinkt. Het is een volkomen kunstmatige taal, die in werkelijkheid niet bestaat. Het is een omgangstaal, die gebaseerd is op een aantal Vlaamse dialecten. Ik ben in mijn film ook niet tegen een vaste camera, waarvoor de mensen tegen elkaar praten. In onze tijd, waarin men eigenlijk alleen maar op zoek is naar de grenzen van de sensatie is het goed om eens een tegengewicht te geven, waarbij het woord ook zijn betekenis heeft. Het woord glijdt maar al te snel weg en ik vind het belangrijk om woorden ook een bepaalde lading te geven. Daardoor is een diepere betekenislaag mogelijk, die het beeld alleen moet ontberen".

"Toen ik een jaar of achttien was wilde ik het liefst filmregisseur worden, maar dat kon toen niet. Mijn allereerste destijds gepubliceerde geschrift was ook oorspronkelijk een filmscenario. Een paar jaar later heb ik daar een boek van gemaakt. Zelf een leek of een kind kan aan de opbouw van het boek ("Omtrent Déedée" M.v.R.) zien dat het oorspronkelijk een filmscenario was. Ik was volkomen gefascineerd door de film. Ik neem het maken va films trouwens nog steeds even serieus als het schrijven van boeken. Ik beschouw het zeker niet als een grapje ernaast. Vergeet niet dat ik de ervaring heb met de regie van zo'n twaalf toneelstukken en ik heb me ook regelmatig beziggehouden met het maken van decors. Ik ben dus continu bezig geweest met het ensceneren en visualiseren naast mijn werk als schrijver. Ik zou me best kunnen voorstellen, dat ik me de rest van mijn korte bestaan alleen nog met film zou gaan bezig houden, maar dat is zo afhankelijk van toevalligheden. Ik heb in het verleden doorlopend originele filmscenario's ingediend, maar die werden steeds weer afgewezen en dan moet je reëel zijn. Wij hebben in België, zoals jullie het Productiefonds kennen, een instantie bij het ministerie: De Vereniging ter bevordering van de Nederlandstalige culturele film. Die commissie is samengesteld uit vertegenwoordigers van alle politieke partijen. Verder weten ze van toeten nog blazen. Mijn probleem is dat ik bij geen enkele partij thuis hoor en dan wordt het erg moeilijk. Je moet plaatsbaar zijn. Het is geen probleem als je bijvoorbeeld Maoïst zou zijn, want dan kun je politiek verhandeld worden. Omdat ik overal buiten sta, ben ik voor hen in politiek opzicht zonder waarde. Maar ik bleef maar doorgaan met het zenden van scenario's, al was het alleen maar voor de sport. Toen kwam producent Jan van Raemsdonck op het idee om „Vrijdag" te verfilmen. Zelf was ik daar nooit opgekomen, want ik vond dat ik alles wat ik te vertellen had al gedaan had in de toneelvorm.

In zekere zin was het voor mij een beetje herkauwen. Het lijkt me spannender om met materiaal van een ander te kunnen werken; dat niet van mezelf is maar ik wilde liever één film maken dan geen film».

„Het stuk is tien jaar oud en in wezen meer katholiek dan christelijk. De klemtoon ligt op de schuld, boete, taboes, de ellende die daaruit voortspruit en de rituelen van de katholieke kerk. De structuur van het stuk is gebaseerd op het schema van een katholieke mis. Dat merkt niemand, maar je voelt het wel. Het moest zich aan het einde van de jaren vijftig afspelen. In elk geval voor 1968, want de veranderingen die toen hebben plaatsgevonden hebben een gevolg gehad in de gevoeligheden ten opzichte van een aantal fenomenen. De incest en die onschuldige pornoboekjes, die waren toen inderdaad verboden. Daar kon je de gevangenis voor ingaan. Trouwens nu nog in België.

„Met produktiezaken bemoei ik me helemaal niet. Ik stel me op zo'n moment heel arrogant op. Dan ben ik uitsluitend een dichter en stel alleen maar praktische eisen over de hoeveelheid beschikbaar filmmateriaal en het aantal draaidagen. Als je een stuk geschreven hebt is het klaar, maar aan een film ben je maandenlang aan het peuteren. Het is een veel langduriger proces. Het is me wel opgevallen dat je je veel meer aantrekt van de reacties van de mensen, dan van die op een toneelstuk. Als dat klaar is en positief wordt beoordeeld, dan getuigt dat van een goede smaak, als men negatief reageert heb je pech gehad. Bij een film ben je veel kwetsbaarder."