LITERAMA

5e jaargang nr. 18

Radiokroniek over boeken, schrijvers en toneel, onder redaktie van Peter van Gestel en Wim Hazeu.

In deze aflevering onder andere vraaggesprekken met Hugo Claus en Roger van de Velde.

Een "eenakter" van Hugo Claus. De handeling vindt plaats in het Ministerie van Defensie. Een bezoekster meldt zich met een smeekschrift om haar zoon te laten ontslaan uit militaire dienst. De minister ontvangt haar, schenkt haar een glaasje Bénédictine in.

Minister: "Omdat Superman altijd ergens iets moet bevrijden bijvoorbeeld het Westen, die resten van een oude cirkustent, omdat Dracula geel is en "Mao" miauwt in onze volkskeukens, en leegbloeden zal bij dageraad, omdat investering voor kanker behoedt, omdat Herakles in het bijzijn van vreemdelingen niet mag geeuwen, (want vreemdelingen zijn vijandig, Mevrouw) maar vooral omdat de sterren in uw ogen niet mogen doven, dame, nog niet, niet voor het signaal, daarom is de Nato zo goed voor ons."

(DRIE MATEN VAN DE BRABAçonne. DOEK)

De aktiviteiten van uitgeverij De Bezige Bij met publikaties van Hugo Claus op onze boekenmarkt zijn deze maand opvallend. Wij kunnen maar liefst vijf boekuitgaven van deze Vlaamse auteur noemen. Dat zijn dan: een 4e druk van Claus' prachtige vertaling van "Onder het melkwoud" van Dylan Thomas. Voor slechts f 5,— kunt u in het bezit komen van de tiende druk van de roman over de menselijke onschuld en perversiteit getiteld "Omtrent Deedee". Verder twee dichtbundels in eerste druk. In de bundel "Van horen zeggen" bundelde Claus vooral zijn programmatische poëzie. Het is ons bekend dat de Groningse dichter Jan Boelens werkt aan een bundel internationale politieke poëzie. Uit de enorme hoeveelheid verzameld materiaal kon hij konkluderen dat slechts die politieke poëzie funktioneert en bij de lezer iets teweegbrengt, die tevens lyrisch is. Hugo Claus onderschrijft met zijn poëzie in "Van horen zeggen" deze konklusie. Zijn politieke gedichten over bijvoorbeeld mistoestanden in België maken indruk, juist door een kombinatie van poëtisch vakmanschap en lyrische emoties. De satire in een gedicht als het zoeven geciteerde "Eenakter" of als "Politiek en kunst" is hard, zoals uit het volgend citaat mag blijken:

"De muziekwedstrijd Koningin Elisabeth waar zelfs de koning komt! Denk daar eens aan," zegt de minister, een van de negenentwintig die België besturen.

(...)

"Dichters zijn," zegt de minister, "vitters. Gezeur over de ziel. Wat heeft de gewone man daaraan?"

In zijn tweede nieuwe bundel, "Heer Everzwijn" benadert Hugo Claus via de historische personage van Hertog Jan III van Brabant, die

leefde van 1295-1355, elementaire gegevens als de dood, de kreativiteit, de geschiedenis.

In de serie "Literaire verkenningen" van uitgeverij Sijthoff wijdde prof. dr. J. Weisgerber een studie aan Claus onder de titel "Hugo Claus, experiment en traditie". Het is een met veel voorbeelden geillustreerd inleiding op het werk van Claus, in eerste instantie bedoeld voor scholieren en studenten, maar zeker ook interessant voor de duizenden liefhebbers van het werk van Claus. Het vijfde boek van Claus dat De Bezige Bij deze maand heeft uitgegeven is het toneelstuk "Het leven en de werken van Leopold II", onder regie van Claus zelf opgevoerd door de Nederlandse Comedie. De kritiek op de voorstelling was in het algemeen niet zo positief. Toch zal dit spektakelstuk, naar wij vermoeden, terecht veel publiek trekken, omdat er gewoon veel toneel aan te beleven valt. Cor de Back sprak met Claus na het lezen van de negatieve kritieken. "Het leven en de werken van Leopold II" is geen feitelijke geschiedschrijving over het koloniale verleden van België.

(band claus)

Op 30 mei van dit jaar overleed op een caféterras in Antwerpen op 45-jarige leeftijd de auteur Roger van de Velde. Hiermee was een eind gekomen aan negen jaren vallen en opstaan, van opsluitingen in gevangenissen en klinieken. Velen van u zal het bekend zijn dat Roger van de Velde maaglijder was. De derde operatie die hij in enkele jaren moest ondergaan, bracht hem in aanraking met palfium, dat vrij op de markt te verkrijgen was als een pijnstillend middel. De Belgische producent van dit middel werd niet vervolgd toen bleek dat het een verslavingsmiddel was. Voor Van de Velde, die eraan verslaafd raakte, was het te laat. Hij werd wel vervolgd. In de gevangenis kwam hij, de journalist, tot kreatief werk. Achtereenvolgens kwamen van hem na zijn debuut "Galgenaas" bij uitgeverij Manteau uit de verhalenbundels "De slaapkamer", "De knetterende schedels" en onlangs, en dus postuum, de bundel "Kaas met gaatjes". De prijs voor deze verhalen, namelijk f 3,95 kan voor niemand een belemmering zijn om kennis te nemen van het schrijverstalent van Van de Velde. De verhalen zijn gemakkelijk leesbaar, vloeiend geschreven als de kursiefjes van Carmiggelt, maar minder noterend. De dubbele bodem maakt elk verhaal tot een verrassing. Roger van de Velde schreef over mensen, eenzame mensen, die allen een oplossing zochten, een middel om te leven. Luc Vanhecke maakte vlak voor de dood van Roger van de Velde een interview met hem voor Literama. Naar aanleiding van de bundel "Kaas met gaatjes" zenden wij het gesprek nu uit.

L. = Luc Vanhaecke

R. = Roger van de Velde

L.: Meneer Van de Velde, waaraan is het te danken dat u nu plots bent vrijgelaten?

R.: Dat is vooral te danken aan een campagne, ik mag het zo wel noemen, die ingezet is door een groep Vlaamse libertijnen, die naar ik achteraf vernomen heb, ook medewerking hebben gekregen in Nederland, en daarvan noem ik in eerste instantie Hubert Lampo, die zich zeer sterk heeft ingezet voor de aktie. Hij heeft onmiddellijk medewerking gekregen van o.a. Walter van den Broeck, Frans Friedeman, de hoofdredakteur van de Nieuwe Gazette, een krant waar ik steeds voor gewerkt heb. Aanvankelijk was het de bedoeling van die mensen om, mocht het nodig blijken dat ik na mijn vrijlating nog een ontwenningskuur zou moeten volgen, hetzij in een instelling in België, hetzij in een instelling in het buitenland, de nodige gelden bijeen te krijgen om de kosten te dragen. Achteraf bij mijn vrijlating is gebleken, na kontakt met de geneesheer, dat die zg. ontwenningskuur niet meer noodzakelijk is.

L.: Waarom heeft u die ontwenningskuur niet meteen toen u voor de eerste keer opgesloten werd van de regering gekregen?

R.:Ik neem aan, als men een delinkwent als ziek beschouwt en ter beschikking stelt van het gerecht, dat hij ook in de gevangenis een medische behandeling moet krijgen, uiteraard van ziekte. Dat mag men ook veronderstellen van een toxikomaan. Nu moet ik zeggen dat ik in de zg. psychiatrische afdeling van de verschillende gevangenissen waarin ik ben terechtgekomen, in Merksplas, in Turnhout, in Doornik... steeds dezelfde behandeling heb gekregen als de gewone gevangene, van algemeen recht. Om een ty^pisch voorbeeld te geven: op de 8 jaar dat ik ervaring heb in gevangenissen heb ik misschien hooguit - ik schat nu ruim - 10 uur kontakt gehad met een psychiater.

L.: Er is dus ook nooit over een ontwenningskuur gepraat?

R.: Er is nooit over een ontwenningskuur gepraat omdat die doodgewoon niet bestaat in de Belgische gevangenissen, en zelfs de gevangenissen buiten beschouwing gelaten blijkt, en dat is ook gebleken uit de informaties die minister Franckx heeft ingewonnen, dat er geen enkele gespecialiseerde instelling in België bestaat waar toxikomie kan worden bestreden.

L.: Minister Franckx heeft zich persoonlijk voor uw geval ingezet?

R.: Ik neem aan dat minister Franckx voor een groot deel uit persoonlijke interesse mij is komen bezoeken, maar tijdens het onderhoud dat ik met hem mocht hebben, is toch gebleken dat hij een oplossing zoekt op een ruimer vlak, omdat hij er zich toch werkelijk rekenschap van scheen te geven dat er in de Belgische wetgeving iets mank loopt in de beschrijving van het druggebruik.

L.: En kort na het bezoek van minister Franckx bent u vrijgelaten?

R.: Inderdaad, een week later ben ik vrijgelaten. Op die voorwaarde dat ik me onmiddellijk in verbinding zou stellen met een geneesheer, wat dan ook gebeurd is, en die geneesheer is van oordeel dat een behandeling in een instelling niet noodzakelijk is, dat mijn eventuele problemen of kompleksen, als men het zo wil noemen, die zich in de toekomst nog zouden stellen, moeten worden opgevangen in mijn normaal leefmilieu.

L.: U hebt 8 jaar in gevangenissen gezeten, met onderbrekingen, dacht ik?

R.: Met onderbrekingen. Mijn penitentiaire ervaringen lopen wel over een termijn van 8 jaren, ik heb voor de eerste maal kontakt gehad met het gerecht in september '62, maar over die periode van 8 jaar zijn er inderdaad talrijke onderbrekingen geweest, dus vrijstellingen op proef. Hoeveel het aantal juist is, zou ik niet kunnen preciseren, want ik ben zelf de tel kwijtgeraakt, ik neem aan minstens 10 keren. Ik mag er hier misschien toch wel op wijzen dat een vrij ongelukkige samenloop van omstandigheden mij gebracht heeft tot het gebruik van dat produkt. In het jaar 1960 moest ik voor de derde maal een heelkundige bewerking ondergaan aan de maag, en in die periode had ik werkelijk veel pijn. Mijn behandelende geneesheer heeft mij, ik neem aan volkomen te goeder trouw, palfium voorgeschreven in afwachting van de operatie die 3 maanden later is gebeurd. Op dat ogenblik werd palfium beschouwd als een pijnstillend middel met alle voordelen van de klassieke narkotika, zonder de nadelen van de gewenning. Achteraf is gebleken dat ik niet alleen, maar nog talrijke andere palfiumanen, zowel in het buitenland als in België, wel tekenen van verslaving vertoonden. Dat is de aanleiding geweest van het gebruik van palfium.

L.: Het is dan wel vreemd gegaan dat u gek verklaard bent.

R.: Men kan in België gek verklaard worden wanneer bepaalde kondities in acht worden genomen. Ten eerste, als men een misdrijf heeft gepleegd dat strafbaar is met minstens 3 maanden hechtenis voor de kollekiionele rechtbank. In dat geval, kan ofwel de onderzoeksrechter die de zaak in handen heeft? ofwel de delinkwent zelf, middels zijn advokaat, een aanvraag doen voor een psychiatrisch onderzoek. Nu wil ik hier onmiddellijk aan toevoegen: in mijn geval heeft dat psychiatrisch onderzoek zich bepaald tot 25 minuten, wat ik toch een zeer summier onderzoek acht.

L.: Men heeft u dus ook een behandeling van gekken gegeven, u bent ook in speciale interneringsinstituten geweest.

R.: In dat opzicht bewaar ik wel zeer droevige herinneringen aan het verblijf gedurende anderhalf jaar in de instelling van Doornik, die in België wel berucht is omdat daar zeer zwaar gestoorde delinkwenten worden ondergebracht en daar heb ik gedurende anderhalf jaar Verbleven in het gezelschap van debielen in een overbevolkte zaal van meer dan 100 man en dat is werkelijk een zeer infernale ervaring geweest.

L.: Wat was u toegestaan daar te doen?

R.: Daar heb ik aanvankelijk een periode van 6 maanden doorgebracht zonder iets te doen omdat er gewoon geen mogelijkheid tot werken was. Naderhand is mij wel de mogelijkheid gegeven om te werken in de bibliotheek, in Doornik.

L.: En de andere gevangenissen waar u gezeten hebt?

R.: Ook in de andere gevangenissen in Turnhout, in Merksplas, heb ik telkens in de bibliotheek gewerkt vanaf het ogenblik dat er mogelijkheid was tot werken: dat is als er een plaats vrijkomt in de bibliotheek. Het is ook wel gebeurd dat ik 3 of 6 maanden werkeloos heb moeten afwachten tot die plaats vrijkwam.

L.: Toen de aktie om uw vrijlating bezig was, heeft u ook kunnen meewerken?

R.: Nee, ikzelf heb op geen enkele manier kunnen meewerken. Uiteraard door het feit dat ik vanuit de gevangenis geen enkel geschrift mocht buitengeven, bestond er voor mij geen mogelijkheid om mee te werken.

L.: Hoe hebt u dan uw boeken kunnen publiceren?

R.: Van mijn eerste boek, "Galgenaas" dus, is het manuskript uit de gevangenis gesmokkeld en bij de uitgever terechtgekomen op een ogenblik dat ik nog in de gevangenis zat. Volgende manuskripten van "De slaapkamer", "De knetterende schedels" en "Recht op antwoord" zijn wel in de gevangenis geschreven, maar tijdens perioden van vrijlating op proef op de normale wijze bij de uitgever terechtgekomen.

L.: Er was dus geen censuurkommissie die moest gaan bekijken wat u schreef?

R.: Nee, in de gevangenis kan men schrijven wat men wil. Zolang het niet de gevangenis verlaat is er ook geen enkele censurerende instantie die u kan verbieden te schrijven in uw cel. Na het verschijnen van mijn eerste boek, "Galgenaas", dat klandestien de gevangenis heeft verlaten, is er wel een vrij typische reaktie gekomen van het Ministerie van Justitie, in deze zin, dat men mij ten eerste verbod oplegde om vanuit de gevangenis te publiceren, ten tweede, dat men mij weigerde over een schrijfmachine te beschikken en ten derde - dat dacht ik toch wel belangrijk - dat men mij na mijn eventuele invrijheidstelling nog censuur wilde opleggen op mijn geschriften, in deze zin, dat ik gebeurlijke geschriften zou dienen voor te leggen aan een gerechtelijke instantie vooraleer toestemming zou kunnen gegeven worden om te publiceren. Die bepaling heeft links en rechts - vooral in literaire kringen - zoveel kwaad bloed gezet dat mensen met zekere invloeden zich hebben ingezet en dat die bepaling achteraf door het Ministerie is ingetrokken.

L.: Hebt u het gevoel dat er in de Belgische gevangenissen nog meer mensen zitten zoals u?

R.: Ongetwijfeld, alhoewel ikzelf nooit persoonlijk kontakt heb gehad in gevangenissen met andere toxikomanen. Nu is het wel zo, dat men - voorzover mijn inlichtingen juist zijn - op dat gebied in de Belgische gevangenissen selektief te werk gaat, dat men ervoor zorgt dat toxikomanen zo weinig mogelijk met elkaar in aanraking komen. Dat er nog toxikomanen in de Belgische gevangenissen zitten, lijkt mij onomstootbaar. Maar dan geen mensen die ellende hebben gehad met hetzelfde produkt als ik, maar meer met de klassieke narkotikas morfine, LSD, marihuana misschien.

L.: Als u nu niet een schrijver was geweest, hoe was u dan uit de gevangenis geraakt?

R.: Dat lijkt mij wel een belangrijke vraag. Aan de ene kant zou je kunnen zeggen dat als er een winstpunt is geweest in de gevangenis, het misschien mijn drang tot schrijven is geweest. Het is best mogelijk, dat, ware ik nooit in de gevangenis terechtgekomen, ik mij nooit aan literatuur begeven zou hebben. Dat zou men eventueel een winstpunt kunnen noemen, al moet ik er dan onmiddellijk aan toevoegen dat dat een zware prijs is die ik heb moeten betalen. Van de andere kant is het wel zo dat als ik die aanleg heb tot schrijven, dat inderdaad veel ertoe heeft bijgedragen dat mijn geval enige opschudding heeft verwekt in de publieke opinie. Nu gesteld dat ik die aanleg niet zou hebben gehad, dan had ik nog jaren in de gevangenis kunnen zitten zonder dat er een haan naar gekraaid had.

L.: Bent u nu voorgoed van de gevangenissen af, of kan het nog wel eens voorkomen dat u palfium gaat gebruiken?

R.: Ik neem aan dat die mogelijkheid altijd bestaat. Ik heb talloze gevangenen horen verklaren met dezelfde overtuiging: ik kom nooit weer terug in de gevangenis, - en dan toch met de regelmaat van klok weer zien opdagen. Ik zal mijn antwoord voorzichtig formuleren en ik zou alleen maar willen zeggen: ik hoop van niet.

L.: Hangt dat van u af?

R.: Ja natuurlijk hangt dat voor een groot gedeelte van mij af. Maar om dat probleem te situeren zouden wij...

L.: Daar wil ik ook niet naar vissen...

Tien dagen na dit gesprek overleed Roger van de Velde.