Vooruit 6/7-12-1969

DE BOEKUIL

De dertig

Zo kom ik eindelijk tot de reeks interviews die Fernand Auwera verzameld heeft in de 260 bladzijden van het boek "Schrijven of Schieten". Het boek wekt onze belangstelling vanwege het onderwerp. Auwera verklaart inderdaad te hebben willen nagaan «welke inhoud schrijvers, die toch rechtstreeks of onrechtstreeks tot in hun werk met de hedendaagse problematiek van sociale konflikten, racisme, schandalig toegepaste ontwikkelingshulp, honger, censuurprocessen, atoomdreiging, rebellie, onderdrukking en oorlog — Vietnam tast ons allen aan — gekonfronteerd worden, geven aan gewoonlijk onnadenkend of als knots gebruikt te woorden en begrippen als demokratie, diktatuur, individu, massa, proletariaat, elite, pacifisme, geweld, konservatief, progressief, isolement of engagement».

Wij ook, wij willen dat nagaan. Wij horen graag wat bekende schrijvers daarover denken. Al stel ik meer belang in wat Kossiegin, Nixon, de Nato, het Pentagon, het Pact van Warschau daarover denken. De vraag wat schrijvers (gelijk andere mensen) denken over oorlog, honger, racisme, onderdrukking enz., doet mij denken aan de pastoor aan wie men vroeg wat hij van de zonde dacht. Ik ben er tegen, antwoordde hij. De door Auwera ondervraagde schrijvers zeggen het veel uitvoeriger, maar, meestal zeggen zij niet méér dan «ik ben er tegen». Het is dan ook bijna onvermijdelijk dat zij het veel te lang zeggen, met het gevaar dat sommigen althans nogal gek aandoen. De ondervraagden zijn, zoals ik reeds zei, 30 in getal, en wel 17 Vlamingen - alfabetisch: Piet van Aken, Hugo Claus, Jef Geeraerts, Gust Gils, René Gijsen (ondertussen overleden), Bernard Kemp, Hubert Lampo, Marcel van Maele, Ivo Michiels, Pernath, Hugo Raes, Robberechts, W.H. Roggeman, Ward Ruyslinck, Gerard Walschap, Weverberg en Paul De Wispelaere — 11 Nederlanders: Bernlef, Hella Haase, H. en F. Heeresma, E. Hoornik, Kouwenaar, Jef Last, Mulisch, Hans van de Waarsenburg, Adriaan Van der Veen, J.F. Vogelaar en Jan Wolkers, als men maar de twee broeders Heeresma voor twee schrijvers onder één hoedje wil nemen — en 2 Zuid-Afrikanen Breyten Breytenbach en du Pleslis.

Als ik zeg dat vele hier geboekstaafde meningen eerder gek schijnen, dan is daar niet de schrijver mee bedoeld. Een gek politicus kan een goed schrijver zijn. Een paar van de geïnterviewden zijn van de andere kant alleen interessant als contestant en niet als schrijver. Van die 30 wil Fernant Auwera nu weten hoe zij «geëngageerd» zijn of althans wat zij van het linkse engagement denken. Het gaat dus niet over de literatuur van die 30.

VOORUIT 10-12-1969

DE BOEKUIL

Réne Gysen e.a.

Het eerste interview in "Schrijven of schieten" van Fernand Auwera is dat met René Gijsen. Het verschijnt postuum, vermits Gijsen, nauwelijks 40 jaar oud, onlangs is overleden. Onder de jongeren was hij een van de beste en van de verstandigste schrijvers. Ik zeg dit niet omdat hij gestorven is. Een hele tijd geleden wilde ik uitvoerig over hem schrijven, nadat ik zijn roman "Grillige Kathleen" (1966) had gelezen en vooral zijn bijdrage in het komma-boek «Geloofsbrieven» die bijdrage heb ik overvloedig aangetekend, en ik zal er lang over schrijven. Ook hier in «Schrijven of Schieten» is het een verstandig interview van hem. Ik schrijf maar enige woorden uit dit interview over:

"... het dierlijk geweld dat van alle eeuwen is...»

« We zijn allemaal zulke afschuwelijke hypokrieten...»

En aan het slot van het interview zegt hij wijs:

«Ik heb het gevoel te veel besliste uitspraken te hebben gedaan, alsof ik het allemaal zo zeker wist.»

Over dat «zeker weten» — en alleen dwazen weten alles — zegt Gust Gils (geb. 1924) in het tweede interview:

«... Kijk maar eens hoe onvruchtbaar een diskussie over bijv. literair engagement gewoonlijk wordt, in welk oeverloos gezwam het meestal ontaard...»

Het derde interview is met Jef Geeraerts (geb. 1930). Ik acht hem de revelatie van 1968 te zijn met zijn roman «Gangreen I». Het kan niet anders of zijn interview is interessant. En om te beginnen moet ik hem tegenspreken als hij zijn boeken "Ik ben maar een neger" (1962) en "Het verhaal van Matsombo" (1966) zonder enig belang vindt.

Het is zelfs jammer dat zijn reputatie veelal op die boeken gebaseerd is, zegt hij.

Als ik «Gangreen» de revelatie van 1968 acht te zijn, dan moet ik tevens getuigen dat Jef Geeraerts mij «Gereveleerd» is geworden door "Ik ben maar een neger, zoals ik destijd dat wel zal gezegd hebben.

Zoals Hugo Claus dat tegenwoordig doet valt Geeraert heftig de gevestigde kerk aan:

de kerk, zegt hij, is geobsedeerd door de sexualiteit; zij heeft zich «grondig geëncanailleerd», men is verplicht ze uit te roeien, want zij is een aanhangsel van het kapitalisme: «wij mogen ons niet laten misleiden door het progressieve kleedje waarin Rome nu paradeert»: over 500 jaar zal men over de Kerk praten als over de Romeinse beschaving...

Op dat gebied is Geeraerts zeker geëngageerd zoals men ziet. Ik kom later nog terug op een cynisch — of — ironisch interview van hem in de Nieuwe Linie.