"Het christendom? Een gesel!"

Hugo Claus gaat met brede schouders door de cultuur

(Van onze correspondent in Brussel)

Heer Hugo Claus zit er mooi van te wonen. Op een brede, sterke boerderij uit het goede jaar 1730. Te Nukerke. Dat is daar in Oost-Vlaanderen waar het landschap eindelijk de moeite waard wordt. De gebouwen van de kapitale bedoening zijn log en laag opgetrokken. Rond een wijde binnenplaats in het midden waarvan een onberispelijk gazon de mestvaalt heeft verdrongen. Eigenaar Claus heeft de boerderij met zesduizend vierkante meter weide omgetoverd tot een heerlijke residentie. Geen boerderijtje voor de weekeinden en voor als de oudjes straks met pensioen gaan, maar een landelijke behuizing van formaat en allure.

Claus begroet zijn bezoeker, gaat hem voor en laat zich in de zaalgrote woonkamer neer in een lederen zetel alsof hij het ingestudeerd heeft. De zetel staat naast een prachtige open schouw zo groot als een noodwoning. De vloer is van rijk marmer, tegen het plafond eerlijk hout. Claus steekt een sigaret op. Langs de open deur aan de achterkant schuift een knappe vrouw voorbij. In de tuin tegen het hellend gazon op zweeft vierjarige zoon Thomas langs een vriendin heen met wie hij zijn spel speelt. Hij draagt een wapperende zwarte cape; die hem iets van batman geeft en een zwarte sleufhoed die gedachten oproept aan de eveneens geduchte Zorro. Dat kan want in de woonkamer staat een televisietoestel. Ook een hi-fi-stereo set. Tegen een van de muren een poster waarop de nieuwe heilige Che Guevara staat.

Cubaan

Hugo Claus is namelijk een "Cubaan". Hij is kortgeleden op Cuba geweest. Een groot vereerder van wat hij het "tropische communisme" noemt. Voor iemand die de hoop op een ideale maatschappij heeft laten varen en met droombeelden tevreden moet zijn, is Cuba een openbaring. "Een echt bestaande illusie", zegt Claus.

Communisme

De Cubaanse interpretatie van het communisme heeft blijde, warme en culturele accenten. Het Cubaanse communisme is soepel en kent geen terreur, geen kil dogmatisme. De mentaliteit der Cubanen is een geheel andere dan de onze. Ook bij grotere welvaart blijven ze bij hun simpele principes. Zo kennen zij niet, zoals bij ons in België, de triomf van het bezit. Op Cuba bestaat geen standing-cultuur, maar is de cultuur gespreid en bezit en plicht van en voor iedereen. De plicht tot het deelnemen aan en bedrijven van cultuur wordt hevig gepropageerd en er wordt daarbij een beroep gedaan op de creatieve verbeelding. Het resultaat is een brede en open cultuur die wij hier niet kennen," meent Hugo Claus.

De veertig-jarige man in de lederen fauteuil rookt sigaretten. Snel en intensief. Hij is correct en interessant, maar niet vriendelijk in de zin van per se vriendelijk-willen-zijn. Beheerst maar toch hevig bij alles betrokken verpakt hij zijn onlustgevoelens om onze maatschappij in argumenten. Geen gezette, maar wel een vlezige en sterke man, die zonder enig vooroordeel, zonder angst, zonder terughouding de wereld inkijkt en er het zijne van denkt, zegt en schrijft. Dat kijken doet Claus gemeenlijk door de donkere glazen van een zonnebril. Hij is direct en definitief. Gevraagd naar de naam van een schrijvend tijd- en taalgenoot van importantie, noemt hij: Louis Paul Boon. Nog een?

"Ja, Willem Frederik Hermans. Met Van het Reve moet ik enorm lachen."

Later zegt hij nog van Cees Nooteboom dat hij een goed reporter is.

"Ik heb geen contact met mijn collega's. Ook niet met mijn lezers."

En dat kan hem blijkbaar niet veel schelen.

TIJL

Er staat een gedicht over Cuba op stapel. Het is er nog niet, maar het komt. In februari of maart van het volgend jaar wil men Claus' "Tijl Uilenspiegel 1980" spelen. Twee jaar geleden werd het toneelstuk in Brussel en Antwerpen geweigerd. Men zag er niets in. Waarschijnlijk omdat het een nogal hachelijk stuk is. In 1980 namelijk is Vlaanderen afgescheiden van België en geraakt in de greep van een commercieel en clericaal terrorisme. Daartegen komt een provorebel die zich Tijl Uilenspiegel noemt in opstand. Antwerpen wil het nu wel hebben omdat men er "kennelijk wat helderder is gaan denken". Daarom gaat de schrijver het nog eens doornemen en scherper en duidelijker stellen.

"Dat gedicht over Cuba", zegt Claus, "zal wel Cuba Libre" gaan heten".

Aanklager

"Rome is een te verleidelijke stad." Hugo Claus heeft er enkele jaren doorgebracht evenals, te Parijs. In Rome heb je te veel vrienden en de stad appelleert te veel aan je natuurlijke indolentie. Ik moest terug. "Ik moet de lucht grijs zien worden."

Claus is zonder enige twijfel de meest begaafde, maar niet zonder meer de meest oelovende schrijver in het Nederlandse taalgebied. Hij schrijft gedichten en romans en toneelstukken en essays en hij is schilder bovendien. Net als Louis Paul Boon. Claus vertaalt ook en regisseert. Ook films, maar die zijn niet zo best. Het heeft maar weinig gescheeld of hij was directeur van het Gentse toneelgezelschap geweest. Gent wees de hoge sollicitant af en weigerde het experiment Claus is een cultuurdrager met brede schouders en een cultuurmaker van grote kracht en virtuositeit, maar vooral toch van kracht en van onomwonden, gedurfde, oorspronkelijke visie. Geen schoonschrijver maar een bewogen aanklager in het dichterlijke, geen trippelaar maar een doordraver.

3 naakten

Hij moest terug van Rome naar Vlaanderen "om het weer allemaal grijs te zien worden," maar thuis werd hij onlangs tot een korte maar effectieve gevangenisstraf veroordeeld omdat hij drie naakte mannen ten tonele voerde. Hangende het hoger beroep gaat hij nog vrij uit, doch kan men wel aannemen dat Claus het gevang nooit betreden zal. Hij zou er namelijk en waarschijnlijk de voorkeur aan geven de een of andere grens te overschrijden. Vlaming tot in het grijze van zijn hart, is hij toch niet met Vlaanderen getrouwd. Hij is geen Streuvels, geen Collen — aan volk, grond en stand gebonden. Claus kan het ook in San Diego en Bratislava grijs zien worden. En in Havana natuurlijk.

Gesel

Daar was ook het verhaal over zoon Thomas. Hij is viereneennalf en gaat in Nukerke ter kleuterschool alwaar hem een afzichtelijk soort anti-semitisme wordt binnen gegoten. De kinderen staan er — aldus vader Claus — onder een diabolische immorele druk. Kleine Thomas heeft er een gloeiende en voor hem geheel vanzelfsprekende haat tegen al wat jood is opgelopen. Tot getemde, maar toch nog altijd helse woede van zijn vader. Nu was Ton Lutz laatst ten bezoek bij de Clausen. Lutz hield zich niet bij zijn leest en wierp zich op als een grote en genezende pedagoog. Slimme Lutz zag meteen het onrijmbare in het geval en openbaarde kleine Thomas dat ook Jezus een jood was. Lutz kreeg die keer eens geen applaus maar hevig voetengetrappel van kleine Thomas wiens wereld ineen gestort was. Het duurde lang eer men het razende manneke gekalmeerd had.

"Ik ben geen papenvreter", zegt Claus, "maar zoiets, deze wereld van christelijke terreur vervult me met afgrijzen en daar moet ik iets tegen doen."

Het ene woord bracht het andere.

"Maar wat was en is het christendom dan voor deze wereld?", luidde tenslotte de vraag.

Het antwoord kwam van.harte en was kort: "een gesel".

Nonnen

Tot zijn elfde jaar vertoefde Hugo Claus bij nonnen. Hij zegt van zichzelf christen te zijn geweest, maar noemt zich nu niet-christen. Hij verfoeit de onoprechtheid an de gespletenheid van het christendom, van het katholicisme in het bijzonder. Hij verfoeit de zelfverzekerdheid van de kerk en de verstikkende druk die, zij uitoefent. In tussenzinnen zet hij zijn wereld vaag in de grondverf en weet niet dat bij op dat ogenblik meer christen is dan een heel peleton curie-kardinalen tesaam.

Bekroning

Een hele man, deze Claus. Een aanvaller in de culturele en sociale sector. Hij leeft van zijn pen en leeft er kennelijk goed van. Als een boerenkoning op zijn vrije boerderij. Het is hem gegund, maar dat is niet belangrijk. Hij verdient het ook. Dat en een kroon. Een kroon van ijzer.

JAN WINTRAECKEN