Hugo's machtwellust

Claus filmt het Ardennenoffensief

Hier heeft de aarde zich tenminste wat omhooggewerkt, denkt de Nederlander die, na de verveling van polder en laaghangend wolkendek, de winterse Belgische Ardennen binnentrekt. Het ene interessante panorama ontrolt zich na het andere, niet klein te krijgen, door de architectonische wanprodukten, die de vorige eeuw hier kwistig heeft rondgestrooid. Op bruine rotspartijen of soms midden in een weiland verheffen zich tientallen kasteeltjesn die slechts de kniesoor doen ophalen, maar die, hoewel meestal vergane glorie, het landschap toch cachet geven. Door gebrek aan goede verbindingen staat HP moederziel alleen langs de kant van de weg. Een ijskoude wind giert al te hoorspelachtig door de telefoondraden; de magere zon werpt onwezenlijke schaduwen. HP vraagt een douanier in mosgroen uniform, waar hier ergens de opnamen aan de gang zijn van een film over het Ardennen-offensief, antwoordt hij met wrok en spot: "Nee, ze zijn er wel een film over aan het maken, maar die nemen ze in Spanje op."

Na een korte rit wordt Baraque Fraiture bereikt, met 635 meter het op één na hoogste punt van België. Het gehucht bestaat uit twee chaletachtige hotels, een hoge betonnen tv-mast en een Amerikaanse nederzetting, die door plm. 60-militairen wordt bewoond. Niet ver er vandaan staat een autokaravaan midden in het land geparkeerd. Een vuurrode Mustang en een kantinebus trekken vooral de aandacht. De rook die uit de schoorsteen van de nabijgelegen boerderij kringelt, dringt pittig, in de neusgaten. Op het erf, in de vuilwitte resten van wat eens een pak sneeuw was, wekt een aggregaat elektriciteit op. Achter de geopende voordeur van de boerderij zijn duidelijk filmopnamen aan de gang. Lampen branden, een clapperboy geeft het startsein voor instelling 369 van "de vijanden".

Regisseur is Hugo Claus, die William Delnegro, die zijn wangen al heeft ingezeept, aanwijzingen geeft hoe zich te scheren. De broodmagere cameraman, Herman Wuyts, registreert het tafereel van vlakbij. De Amerikaan is gekleed in de resten van een uniform. Door het vertrek verspreid staan de resten van het filmmaal van de vorige avond: afgekloven vette varkensbouten op het fornuis, op de tafel borden gerst en een schortel met granaatappels. In het midden ligt het luguber bewijs dat men zich hier in oorlogstijd bevindt: een gebakken hondekop.

Zegt regisseur Claus: "Die hebben we gisteren in het dorp gekocht. Het was een zieke hond, hij moest toch afgemaakt worden. Het effect van het eerste schot was op de flm niet bijster indrukwekkend, ik had net zo goed kunnen zeggen "liggen". Pas het tweede schot, dat het stille lijk nog een opsodemieter gaf, deed het goed."

Dat gedeelte van de crew dat niets om handen heeft, slachtoffers van de bij al het filmen onvermijdelijke verveling, doet even verderop lief tegen een valse zwarte waakhond, die de winter door moet brengen in een geïmproviseerde plaggenhut. Van de betoonde menselijke warmte raakt het dier alleen maar in de war, en met een troosteloze bezetenheid werpt het zich op iedere etensrest die binnen zijn bereik valt. Verderop staan drie poppen tegen prikkeldraad, een vierde ligt aan hun voeten. Ze zijn gekleed in Duitse uniformen: dank zij schmink en boetseerklei lijken het halfvergane lijken. Regie-assistente Lily Veenman en haar echtgenoot Fons Rademakers zijn doende de lijken tussen de voren van een kluitige okergele akker neer te leggen, want voor de volgende scène zjn bevroren Wehrmacht-soldaten nodig. Het echtpaar heeft zich goed ingepakt, in deze streek een levensnoodzaak,

"want", zegt Rademakers, nog rillend "gisteren vroor het hier 10 graden, en met die zelfde verschrikkelijke wind, jongen, het was om te sterven."

De regisseur van o.a. "Twee Druppels Water" is zelf ook in het Wehrmacht-grijsgroen gekleed en hobbelt voort op zwarte laarzen. Zodra hij voor de camera's staat, beweegt hij zich met piepkleine pasjes strompelend voort, want hij speelt de Duitse onderwijzer Willy, die in de loop van het Ardennen-offensief gedeserteerd is en bevroren tenen heeft opgelopen.

Zegt Claus: "Eerst zou de figuur die hij speelt Hans heten, maar omdat Fons hem speelt, hij heeft zo'n zekere Weense charme, heb ik hem naar Willy genaamd, dat was voor mij onvermijdelijk."

Lijken

Wanneer de lijken de goede posities hebben ingenomen, en een Duitse camion met Rode Kruisvlaggetjes is opgesteld, kan het volgende tafereel geschoten worden. Het is al laat, de zon zal niet lang meer sterk genoeg zijn, zodat er gehaast moet worden. De camera wordt buiten opgesteld. Met een brandblusser worden de lijken met een wit laagje bedekt. Uit de kleine boerderij komt Ton Lutz te voorschijn, mager en verkild, een pikhaak over de schouders. Met een Belg begint hij, als lid van de Germaanse Rode Kruis-troepen, de bevroren lijken te bevrijden en op de vrachtwagen te smijten. De drie soldaten in de boerderij (een Amerikaanse soldaat die zijn eenheid is kwijtgeraakt, een jonge Belg de graag soldaatje speelt en Willy, de drie hoofdrolspelers) worden (in de film) nieuwsgierig door de doffe bonken die daardoor veroorzaakt worden. Ze gaan buiten poolshoogte nemen, dwingen de Duitsers de handen omhoog te heffen. Dan komt Willy aangestrompeld. "Hast du dich freiwillig ergeben?", vraagt Lutz lusteloos. Fons knikt bevestigend. Dan wordt ook hij gedwongen zijn handen omhoog te steken. Nu steekt in de beide spelers het acteursbloed de kop op. Als ze alle twee met geheven handen staan, komt tegelijkertijd het idee bij ze op met de handen de pauselijke zegen te geven. Daardoor moet de scène overgemaakt worden. Claus is een beetje geërgerd, Lily Veenman ook. De twee mannen hebben de slappe lach, zodat de scène keer op keer over moet. De zon daalt zienderogen, en de sneeuw, onmisbaar voor de Ardennen-sfeer, smelt als sneeuw voor de zon. Claus draait er daarna een punt aan. Zijn budget staat geen perfectionisme toe.

Zegt hij berustend: "Ach, ik vind het wel vervelend, maar er zit niets anders op, ik zal blij zijn als het een goede B-film wordt. Mijn volgende film ga ik in de studio maken, met buitenopnames in een heel ver zonnig land, schitterende vrouwen, die hyperelegant gekleed zijn, verfijnd hun dialogen lispelen en met zoveel tijd dat ik een halfuur kan repeteren voor het optrekken van een wenkbrauw."

Als de opname is voltooid, gaat het weer naar het hotel des Fougères, waar ook mevrouw Elly en zoon Thomas Claus gehuisvest zijn, plus Alfred en Fonsje Rademakers en hun kindermeisje Gonnie. Achter een whisky licht Claus, die nu een quasi militair colbert draagt, waarvan hij trots het Cardin-etiket laat zien, zijn plannen toe. Een nieuwe kink in de kabel doemt op: het gezicht van Lutz vertrekt zich in een grimas van pijn. Hij gaat hinkend lopen. Een spijker van zijn laars is in zijn hiel gedrongen. Hij strompelt naar de boerderij, de laars wordt uitgetrokken, de sok naar beneden gestroopt en dan wordt midden op de spierwitte voetzool, een rood puntje zichtbaar. Lutz staat erop dat de wond met mercurochroom behandeld wordt. De gissingen over de ziektes die hem via het kleine rode gaatje zouden kunnen besluipen, worden steeds dramatischer. Als een pleister is aangebracht, besluit Lutz door te werken. Het oponthoud was noodzakelijk,

"want", zegt de tonelist: "Ik kan het toch absoluut niet gebruiken dat ze mijn been moeten afzetten!"

"Het is natuurlijk een soort machtswellust en een soort eerzucht dat ik ben gaan filmen en het gegeven is min of meer ontstaan uit opportunisme. Toen ik een filmpje maakte voor de Belgische televisie het heette "Anthologie", een filmpje over poëzie, merkte ik dat het Belgische leger fenomenaal medewerkend is. Ik krijg voor de opnamen van deze film volgende week in Arlon alle hulp; 150 man, 8 tanks, panserwagens, jeeps."

Infantiel

"De vijanden" wordt een actiefilm, het interesseert me niet de gemoedgesteldheid van drie mensen weer te geven, ik wil dat mijn eerste film in ieder geval geen intellectuele wordt. Ik heb altijd gevonden dat als je iets te vertellen had, dat je dat dan ook moest kunnen doen op een heel gewone, bijna clichéachtige manier. Ik wil in de eerste plaats dat een groot aantal mensen hem gaat zien." "Het gaat over de lotgevallen, vol ontberingen en ellende, van de Amerikaan Mike, die zijn onderdeel is kwijt geraakt en de Belg Richard, die zich bij hem heeft aangesloten. En als een soort blok aan hun heen is daar Willy, de Duitser. Aan het eind vonden ze het onderdeel, maar dan ontstaat er een groot misverstand. Het wordt een hele mooie finale, met een paar verrassingen en een paar doden."

HP: Geweren, het afpakken, het buitmaken en het hanteren ervan, dat alles speelt bij u wel een grote rol.

Claus: "Ja, dat is een infantiele trek van mij, daar word ik altijd weer verlekkerd van. Zo iets als Whitman, die jongen die vanaf die toren in Texas al die mensen heeft doodgeschoten, daar kan ik helemaal inkomen, ik hou er niet van, maar ik kan het volkomen begrijpen. Trouwens, de enige film die ik voor de tv heb ingeleid heette ook "Os Fusils", de geweren."

HP: Zijn er niet al genoeg films over de oorlog gemaakt?

Claus: "Ik geloof, dat als je deze film gezien hebt, dat je dan nooit meer zin hebt om een geweer te dragen of een uniform. Ik wil gewoon laten zien dat mensen in de oorlog echt beesten worden. En de solidariteit, de veelgeroemde kameraadschappelijkheid tussen soldaten, die ook tussen mijn drie hoofdpersonen heerst, maakt ze helemaal niet beter." "De film wordt de eerste van een serie van zes. Omdat ik hem zo goedkoop maak, moet ik aan de lopende band concessies doen. Pas mijn 3e film zal helemaal een Clausfilm worden." "Ik heb een roman af, "Schaamte", maar die interesseert me helemaal niet meer, het roman-procédé irriteert me. Nu ik film en schilder blijft er een totaal ander gebied over voor mijn boeken, maar dat gebied heb ik nog niet ontdekt. Ideaal zou zijn als ik ieder jaar een film, kleine miniatuurschilderijtjes, een toneelstuk en een boek schreef, maar de ideale toestand, ach ja, die is totaal onbereikbaar natuurlijk."

Naast een flikkerende tv, wordt daarna de maaltijd gebruikt, een niet al te malse plak everzwijn. Het hele gezelschap is vermoeid, de conversatie wil geen hoge vlucht meer nemen. Alleen als cineast Jean Pierre Melville op de buis verschijnt, leeft de interesse even op. Hij verklaart, laconiek voor zich uit blikkend:

"Ik verveel me altijd mateloos bij het opnemen van de film. Film ontstaat bij het schrijven en in de montagekamer."

Een in het hotel wonende Nederlandse heipalen-importeur biedt het gezelschap een glaasje aan. Hij leeft in een roes, want het groepje aanwezige kunstenaars heeft, na het aanhoren, van zijn levensverhaal verklaard "dat er in hem een film zat." Zijn verwachtingen zullen zonder twijfel beschaamd worden. Het gezelschap heeft geen wroeging, het knikkebolt, ogen vallen toe. Om tien uur is het bedtijd. De volgende, ochtend 7 uur is het weer filmen geblazen.