LITERATUUR

"Ik tril weer"

Hugo Claus nam prijs in ontvangst

Één (vrij)dag kwam afgelopen week Hugo Claus, 36, vanuit het Oostvlaamse Nukerke naar Amsterdam over, om de duizend gulden in de wacht te slepen, die de Henriëtte Roland Holst-stichting hem verleende voor zijn toneelwerk. De prijs werd eerder uitgereikt aan graficus Stam, dichter Mok, epicus Schierbeek, psychiater Rümke en essayist Fokke Sierksma.

HP trof Claus in de lounge van het American Hotel, waar hij met vrouw Elly die dag logeerde ("f 45 en dan heb je nog geen ontbijt"), om hem geluk te wensen met de prijs — die week ontving ook dichter Lucebert ƒ4000 en minor poet Nooteboom ƒ 3000 — en hem te vragen naar zijn toneelwerk, nu dit seizoen in geen Nederlands of Vlaams theater werk van hem gespeeld wordt en hij zich vorig jaar de post van directeur van Gents Schouwburg zag ontgaan, ten gunste van een minder resolute persoonlijkheid.

"Ik heb zojuist een vrij uitvoerige bewerking beëindigd van Seneca's Thyestes, een somber drama van de Attriden, dat niet meer gespeeld is sinds de Romeinse tijd, op één uitvoering door Victorio Gassmann na, die ik 12 jaar geleden in Rome zag. Ik zal het zélf regisseren, in Brussel. Eenmaal eerder regisseerde ik eigen werk, in '54 de eenakter "De getuigen" in het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten."

"Ik wil hier echt iets heel anders mee doen. Men speelt nu, overal ter wereld, theater, zo natuurlijk mogelijk. Men huldigt het understatement en het naturalisme. Ik zie daarentegen een ander uiterste, de richting van de declamatie en het pathos uit; alleen moet je wel weten hoe dat te hanteren. Het understatement is een begrijpelijke reactie tegen het galmen van vroeger, alleen je moet kunnen galmen. Seneca reciteerde dit stuk thuis voor keizer Nero en zijn kornuiten; ik houd ook de vorm van een recitatief, een doorlopend declamatorium aan."

"Ja, ik heb een jaar lang gewerkt aan het stuk over koning Leopold II en Kongo, ik was bezig historische gegevens te verwerken, maar dat hield niet op. Ik had meer dan een meter boeken en bovendien nog zo'n twintig notitieboeken gevuld. Ik heb het laten rusten, ik wilde zo'n beetje m'n eigen natuur onderkennen die niets van ideeën moet hebben, maar meer van de lyrische emotie, vereenzelvigd met de intuïtie"

"Ik ga weer terug naar de inspiratie. Ik heb het erg moeilijk gehad. Waarom? Waarom niet? Ik ben wel niet door de hel gegaan maar ik heb mezelf leren kennen. Tot een paar jaar geleden beriep ik me op m'n lyrische emotie, ik dacht: wat ik ook doe, het komt er wel uit. Als springplank is dit een beetje ongegrond, ik mis de harde, heldere intelligentie om de fenomenen van de realiteit onder te brengen. Dat leek me op een bepaald moment onmisbaar. Nu ben ik verzoend, niet via een Oxford-filosofie, met mijn beetje klaar logisch onderkennen. Niet de armatuur, de structuur van de dingen, waarover ik drie jaar heb zitten piekeren."

"Als ik Sidney Hook's "Dimensions of the Mind" las, wist ik het niet meer, dat kon ik niet koppelen met, wat ik zelf voelde. Mijn terrein ligt ergens anders, dat besef moest ik ontginnen. De meest directe ervaring, onder structuratie achteraf. Geen coherent voel-denksysteem. Nu zal ik komen tot een persoonlijke synthese."

"Welke filosofie? Ik ben een beetje ouderwets, ik lees en herlees Le Cioran: "La tentation d'exister, ,en "Syllogismes de l'amertume". In diens razende kreten zie ik een enorme vitaliteit. Mijn inertie is doorbroken en ik tril weer. Ik heb er een cyclus gedichten aan overgehouden, "Relikwie", die volgend jaar als privé-uitgave verrschijnt. En voor het eind van het jaar hoop ik de roman af te hebben, die Lubberhuizen al heeft aangekondigd — een beetje voorbarig — als "De leugenaar". Het krijgt een andere titel, ik weet nog niet welke. Een soort avonturenroman, niet zo groot, 200 pagina's; 'Ak ben gefascineerd door de leugen."

"Ik lieg zelf voortdurend en ik wil aan de hand van het boek kijken waarom de meeste mensen liegen. Men hoort zich er niet voor te schamen, of het te onderdrukken - als het maar leugens zijn die de tegenspeler ook onderkent en hanteert.

Men hoort de leugeni bij de sociale spelregels in te calculeren. Het hoort bij een uitwisseling van gedachten en gevoelens, de herkenbare setting."

"Snij maar"

Hij verkleedt zich voor de prijsuitreiking. "Schrijf maar: ik heb een antraciet pak voor het in ontvangst nemen van prijzen, in '60 in Ibiza gemaakt, dan heb ik nog een licht flannel pak, in '61 door een Gentse kleermaker gemaakt, heel slecht, zie je wel. En het toppunt van decadentie is wel mijn haar, ik liep bij de Gentse stationskapper binnen, en zei:

"Snij maar." Iets dat allemaal vroeger ondenkbaar was, ik ben niet ijdel meer, althans niet op dit terrein. Veel van mijn vroegere competitieve geest is ook verloren. Als ik nu verlies van mijn broers met kaarten kan ik lachen."

Hij lacht, weer ernstig: "Ik ga zeker nog iets aan Kongo doen. Het is het meest karikaturale, typische voorbeeld van kolonialisme. Je kunt het niet mooier bedenken. Begonnen als privé-grapje, met alle onderkruipers erom en erachter, de huidige rentevoet en alles. Hoe kun je in Godsnaam bij benadering zeggen wat het kapitaal van de Union Minière is? Dat is 19de eeuws idealisme. Je moet nooit vergeten, dat sinds 1890 éénderde daarvan nooit het licht zag, privê-familiebezit, zoals vroeger de boeren hun goud in hun sok verstopten."

"Na mijn Gedichten 1948-1963, waarop ik een 4, 5 lovende, vleiende en nietszeggende besprekingen kreeg, komt volgend jaar een grote bundel met 8 toneelstukken uit, die ik sinds enkele maanden persklaar heb gemaakt. Nee, ik heb de filmopnamen van "De dans van de reiger" door Fons Rademakers in Joegoslavië niet bijgewoond. Waarom zou ik? Dolgraag zou ik zélf een film maken, een gewone recht-toe-recht-aan-film, met een goeie en een kwaaie. Maar dat zit er niet in, natuurlijk."

"Ik heb wel zelf voor de Belgische televisie een film geregisseerd, Anthologie, naar Griekse gedichten (waarvan er 3 staan in Oog in Oog, het fotoboek van Sanne Sannes). Zo iets vertrouwen ze me wèl toe, voor de televisie, een film naar gedichten, nota bene het moeilijkste dat er is. 35 minuten op 35 mm, het was een soort leerschool, ik houd er niet zo veel meer van."

"Nee, ik heb het afgelopen jaar geen reizen gemaakt, ik ben voortdurend bezig geweest met de inrichting van de hoeve tot huis. Ik ga volgende Week met André Goeminne naar Londen; hij wil wat schilderijen van jonge Engelse schilders kopen. Ik kom eens per maand in Parijs of Amsterdam; en dan ga ik elke vrijdag naar Rijssel (drie kwartier rijden) om de weekbladen te kopen en te eten in de huitrière. lk ga voor mezelf ergens ver weg in de boomgaard een Victoriaans houten prieel bouwen. Ik zou voor geen geld ter wereld meer in de stad willen wonen. Thomas is nu 2 jaar en anderhalve maand. Hij lijkt op zijn vader, d.w.z. hij is heel aardig, sociabel, lichtjes hypocriet. Hij raakt op dreef als je dierengeluiden voor hem maakt. Een krokodil doe zo bij voorbeeld. Een kind is een enorme verrijking, ik had hem niet eerder gewild, ik zou het ook niet later willen, zo is het goed."

"Of ik rust gevonden heb? Er is nog voldoende onrust in me."

Na de Olympiade-film 's morgens, waarheen hij ging op aanraden van Fons Rademakers ("ik heb hardop gesnikt bij het winnen van de hardloopster"), lunch en dit HP-interview, stortten Elly en Hugo Claus zich in het Amsterdamse spitsuur om in het gebouw van de Arbeiderspers uit handen van prof. dr. Garmt Stuiveling de prijs in ontvangst te nemen: had Pierre Dubois in het juryrapport dat hij voorlas (juryleden Pierre Dubois, Ben Stroman en Erik Vos) Claus' zeldzaam besef Van dramatische mogelijkheden geroemd, memorerende dat geen andere Nederlandse schrijver een toneeloeuvre van dezelfde kwaliteit heeft opgebouwd, de prijswinnaar gaf daar in zijn dankspeech, bestaande uit één enkele zin, nauwelijks blijk van.

Na het diner met de bestuurs en juryleden woonde Claus een éénpersoonshappening van de Amerikaanse dichter Ted Joans bij (bij Mario's "Trend" op de Prinsengracht) en luisterde hij in Las Vegas naar de beatgeluiden van "The Outsiders". 's Morgens vroeg vertrok hij weer naar zijn kalkoenen en hereboerderij aan de Belgisch-Franse grens.