TE GAST BIJ HUGO CLAUS

"Ik haal graag grappen uit"

Vier eksemplaren van «het grootste boek ter wereld» verkocht

OPRECHTHEID is beter dan valse bescheidenheid, zei Hugo Claus mij toen ik hem vroeg waarom hij zich « een vrij geniaal man » noemt. « Bescheidenheid is trouwens een kristelijke deugd en ik ben geen kristen », voegde hij eraan toe.

Pretentie vind ik doorgaans onverdraaglijk, meestal dom en bijna altijd belachelijk. Hugo Claus is echter een biezonder aardige kerel. Zijn beminnelijkheid is zo ontwapenend, dat men hem niet anders dan sympatiek kan vinden. Wie met hem praat, komt trouwens vrij spoedig tot de ontdekking dat hij daarenboven zeer intelligent is. Het lijkt me zelfs niet uitgesloten dat hij inderdaad vrij geniaal is.

Als uitgangspunt van ons gesprek had ik een vraag uitgekozen die mij van essentieel belang leek :

— Zou u mij iets willen vertellen over die jeugdervaringen die belangrijk zijn om de geest van uw werk te begrijpen?

- Van mijn achttiende maand tot mijn elfde jaar was ik op een kostschool te Aalbeke, bij Moeskroen. Dat verklaart veel, o.m. een zekere rage tegen hetgeen ik de natuurlijke ontplooiing van de mens zou kunnen noemen. Tot ongeveer mijn twintigste jaar heb ik mij er aktief mee beziggehouden mij van mijn ressentiment te bevrijden door bijv. gedurende enkele maanden in Parijs nonnen hun kap af te trekken. Ik deed het zo lang tot ik het plezierig ging vinden, en dan was het geen complex meer.

— Hoe komt het dat uw ouders u zo vroeg naar een kostschool hebben gestuurd?

— Er is misschien meer dan één verklaring voor. Ik kwam ter wereld door een keizersnede. Toen er een broertje op komst was - ik heb drie jongere broers — vreesde mijn moeder dat er weer een keizersnede zou nodig zijn. In afwachting van de geboorte werd ik voorlopig naar een kostschool gebracht, maar ik werd daar gelaten. Daarenboven was mijn grootvader in die tijd hoofdinspekteur van de katolieke scholen in West-VLaanderen.

— En waar hebt U dan verder gestudeerd?

— Eerst aan het St.-Amands-kollege te Kortrijk, daarna aan het ateneum aldaar, dan aan het Sint-Henricuskollege te Deinze en later nog aan enkele andere scholen. Aanvankelijk was ik een biezonder goede leerling, tot een vervroegde puberteitskrisis mij tot de laatste leerling van de klas deed verworden. Ik heb driemaal de vierde Latijnse gedaan en bleef op school tot mijn vijftiende jaar.

- Hoe reageerde uw vader uw prestaties op school?

- Ik geloof niet, dat mijn vader wel altijd wist waar ik toevallig op school was. Mijn vader is altijd een zeer onrustig man geweest. Ik geloof dat hij wel 25 maal is verhuisd.

— Wat was zijn beroep?

— Oorspronkelijk was hij drukker, maar hij heeft nooit iets liever gedaan dan iets afbreken. Huizen afbreken. Hij heeft een destruktieve geest.

— Hebt u zijn karakter f

— Ik geloof dat ik meer van mijn grootvader heb : die is listiger, meer hypokriet.

— Bent u dat dan ook?

— Ik bedoel alleen maar dat ik een zekere listigheid van hem heb geërfd.

— Leeft uw grootvader nog?

— Hij speelt nog altijd whist of bridge, maar ik heb hem in geen jaren meer gezien.

— Hebt u later niet meer gestudeerd ?

— Ik ben op de akademie geweest te Gent om beeldhouwer te worden. Daarna wilde ik schilder worden. Inmiddels was ik thuis weggegaan en was ik alleen gaan wonen in St.-Martens-Leerne. Ik werkte als huisschilder te Gent en ben uit noodzaak in de suikerfabrieken gaan werken in Noord-Frankrijk.

— Hoe oud waart u toen ?

— Zeventien. Ik heb er een vol seizoen gewerkt en later nog een deel van een seizoen.

— Uit uw ervaringen is dan uw toneelstuk SUIKER voortgekomen, veronderstel ik. Zijn de toestanden die u daarin behandeld hebt, reëel ?

— De realiteit was erger.

— Hebt u ze dan verdoezeld?

— Ik heb ze vervormd om een grotere graad van realiteit te verkrijgen. Niet omdat ik onwaarachtig zou willen zijn maar omdat de realiteit soms zeer konventioneel is. Het interessante is de realiteit tot voorwerp te maken. Elk voorwerp schept zijn eigen wetten. Elk werk heeft een eigen realiteit.

- Heeft ook DE VERWONDERING een eigen realiteit?

- DE VERWONDERING is geschreven met de elementen van een allegorie. Zoals in de "roman noir" is er het donkere kasteel, de mysterieuze dame en het labyrint.

— «OMTRENT DEEDEE» werd aangekondigd als een realistisch werk. Dat heeft mij wel enigszins verbaasd.

— In dat werk is er een graad van allegorie die zich behelpt met realistischer middelen dan DE VERWONDERING : de karaktertekening en de preciezere weergave van de feiten.

— Nu we het toch over de realiteit van bepaalde situaties hebben, moet ik u zeggen, dat ik mij de vlucht van de leraar met het vroegrijpe jongetje in DE VERWONDERING moeilijk als reëel kan voorstellen.

— De jongen is een allegorisch element: het kind dat de blinde moet leiden. De leraar heeft een symbolische betekenis. Een leraar is ten slotte iemand die een groot aantal steriele elementen in zich heeft opgepropt en die meedeelt.

DE KOELE MINNAAR

LATEN we terugkeren naar uw levensverhaal.

- Ik heb dan een tijd in Oostende gewoond en dan heb ik, hoe vreemd het ook moge klinken, mijn legerdienst gedaan. Daarna heb ik eerst drie jaar in Parijs gewoond en dan drie jaar in Rome.

- Daar hebt u dan de stof gevonden voor DE KOELE MINNAAR: is het verhaal tot op zekere hoogte autobiografisch?

— Gedeeltelijk. Het milieu is min of meer autentiek, het hoofdpersonage niet.

— U waart dus niet de koele minnaar! Hebt u uw vrouw leren kennen in Italië ?

- Ik kende ze reeds van vroeger. Ze is van Nederlandse afkomst, maar woonde hier. In Italië trad ze op in films en verdiende ze geld voor mij.

— Wat hebt u dan in Rome gedaan ?

— Ik heb er een vegetatief bestaan geleid. Ik heb er o.a. landschappen geschilderd op naam van een meisje, dat ze gemakkelijk verkocht omdat ze... een mooi meisje was. Ik heb er ook aan films meegewerkt.

— Hoe ?

— Een beetje gedokterd aan scenario's. In Italië wordt een scenario door zowat achttien personen onder handen genomen : artiesten, studenten en leeglopers. Iedereen prutst er een beetje aan tot het scenario definitief klaar is om verfilmd te worden.

DE METSIERS

WANNEER en in welke omstandigheden hebt u uw eerste roman DE METSIERS geschreven ?

— Toen ik in Oostende woonde, zei me iemand: «De Amerikaanse literatuur is de beste, want die wordt het meest verkocht. Schrijf voor mij zulk een roman, ik betaal er u 2.000 F voor en geef hem uit». Toen ik ermee bezig was, dacht ik bij mezelf: ik kan ook proberen iets goeds te maken. En ik begon opnieuw. Er was wel aktie in en het verhaal was wel Amerikaans van inslag, maar mijn opdrachtgever wilde het niet uitgeven, al was het reeds aangekondigd onder de titel: DE EENDENJACHT. Hij betaalde me echter wel de 2.000 F. Toen zond ik het handschrift in voor de Leo Krijn-prijs. Het werk werd bekroond en uitgegeven onder de titel: DE METSIERS. Tot dan toe had ik altijd gedacht dat ik schilder zou worden...

— U hebt wel eens iets geschilderd met een materie die slechts een paar weken haar kleur behoudt. Wat denkt u over de kopers van zulke werken ?

— Ik haal graag grappen uit en ik bewonder de mensen die mijn grappen goed genoeg vinden om er goed geld voor te betalen.

— Haalt u grappen uit omwille van de publiciteit ?

— Neen, omdat ik van het spelelement houd. Ook in de literatuur. Bij ons is de houding van de literatoren overdreven pseudo-serieus. Laten we vooral niet over literatuur spreken, is hun slogan als ze bij elkaar komen. Daardoor kamoefleren ze gewoonlijk hun onkunde of hun gêne om er wèl over te spreken. Ik ben geen showman. Ik ben nooit te zien op de Leie- en andere vaarten. Ik ben geen lid van gelijk welke vereniging. Voor de rechtsen ben ik een beetje linksen, aan de linksen kan ik geen partijkaart tonen. Ik leef uitsluitend van mijn pen. Dat is in dit land niet gemakkelijk. Er zijn er hier slechts twee die dat doen, heb ik me laten vertellen: Albe en ik. Als ik tot een groep behoord heb, dan was dat tot die van de Nederlandse dichters Hans Andreus en Simon Vinkenoog, die rond 1950 met mij in Parijs waren, waar Lucebert ons vaak kwam opzoeken. Tot onze groep behoorden ook de schilders Appel en Corneille. Met Karel Appel heb ik het grootste boek ter wereld gemaakt.

- Vertel me daar eens iets meer over.

- Tot vorige winter was het grootste boek ter wereld in Texas te vinden. De omslag was gemaakt uit de huid van de grootste koe uit Texas. Met Appel heb ik een boek in plexiglas gemaakt, dat twee centimeter hoger is dan het boek uit Texas, nl 2 meter 32. Eerst had ik er nog aan gedacht het met afstandsbediening te laten maken, zodat men de bladzijden op afstand kon omdraaien maar dat vond met te gek. Het boek telt 12 bladzijden en bevat een Engels gedicht: LOVE SONG. Er mogen slechts 12 eksemplaren van verschijnen en de tekst wodt telkens omgezet in de taal van de koper. De prijs per eksemplaar is 5200 dollar, maar ieder jaar komt er 1000 dollar bij.

- Hoeveel eksemplaren zijn er reeds verkocht?

- Vier. Een ervan hing naar Lahore, in India. (wordt vervolgd)

JOSE DE CEULAER