FEBRUARI 1959

GEACHTE KERNLEZER(ES),

U zult ongetwijfeld weten of althans in de kranten gelezen hebben dat Hugo Claus een groot schrijver is. De loftuitingen op zijn toneelstuk "SUIKER" waren unaniem en namen schier geen einde. Het is altijd een verheugend verschijnsel wanneer zich ergens in de nevelvlekken van het literaire heelal een nieuwe ster duidelijk begint af te tekenen. Het zijn tenslotte zulke sterren waarop wij koersen moeten op onze culturele vaart door het leven. En daarom hebben wij dan ook gejuicht toen wij lazen dat Hugo Claus één van de groten van het literaire firmament belooft te worden. Gelukkig, eindelijk weer iemand die iets te zeggen heeft. Vroeger keek je - of je nu schooljongen, een man "met een positie in de maatschappij" of een huismoeder was maakte weinig verschil uit - elk jaar opnieuw weer uit naar de nieuwe Van Schendel, de nieuwe Elschot, de nieuwe Vestdijk, de nieuwe Van der Woude... we noemen er maar een paar, die ons zo maar te binnen schieten maar in ieder geval waren er een aantal schrijvers, die op het ritme van de tijd hun boeken schiepen. Op het schijnsel van hun sterren konden wij ons literair kompas uitzetten...

Dat is tegenwoordig niet meer zo. Het is allemaal een beetje rommeliger geworden. Uw zoon of dochter vragen niet meer de nieuwe zus-of-zo, op hun verjaardag. Uw vrouw verlangt met Kerstmis niet meer naar de nieuwste schepping van de schrijver of schrijfster van haar hart. En Uzelf? Ach, wie moet ik lezen? Dat vraagt U zich af... Er zijn vele nevelen maar weinig vaste sterren. Nogmaals, daarom waren we oprecht blij dat zich ook weer in de buurt van de Nederlandse wijk van de literaire melkweg een nieuwe ster was waargenomen, de supernova Hugo Claus. Stel U voor een toneelschrijver uit onze eigen kunstzinnige werkingssfeer, die wederom op de immense ademhaling der seizoenen ons zijn scheppingen zal brengen en die ons - hoe omstreden dan ook- wat te zeggen heeft. Een groot Nederlands dagblad dacht er ook zo over en legde de schrijver Hugo Claus een tiental vragen ter beantwoording voor. Hier zijn ze. De antwoorden van de auteur staan er al achter:

1.Hoe is het om succes te hebben?

Antwoord: Succes? Men kan toch niet van succes spreken omdat men op het Nederlandse toneel een beetje behoorlijk figuur geslagen heeft! Succes noem ik als men zijn eigen vliegtuig heeft.

2. Voor dat u succes hebt gehad en toen u nog arm was, was er toen iets dat u meer dan wat dan ook had willen hebben?

Antwoord: Geld, wijn en vrouwen.

2a.En hebt u dat gekregen?

Min of meer- maar nooit genoeg.

3.Wat denkt u van theatercritici?

Antwoord: Bekommert een leeuw zich om de vlooien in zijn vel?

4.Hoe valt uw vergelijking van het Nederlandse toneel en de televisie met het toneel en t.v. in andere landen van Europa uit?

Antwoord: Zeer goed.

5. Waar, en door wie, vindt u dat uw werk het best is opgevoerd?

In Rotterdam, Bij het RotterdamS Toneel, onder regie van Ton Lutz.

6.Wie is uw meest geliefde schilder?

Karel Appel.

6a. Waarom?

Antwoord: Omdat het een vriend van me is.

7.Als u volkomen vrij was om te kiezen, waar zou u dan het liefst willen wonen?

Antwoord: In een groot,mooi appartement in New York en een groot, mooi appartement in Rome - en dan hier en daar naar toe vliegen.

8.Welke kwaliteit acht u het meest aantrekkelijk in de vrouw?

Antwoord: Het vrouwelijke.

8a. Welke kwaliteit in de vrouw kunt u niet uitstaan ?

Antwoord: Lelijkheid.

9. Welke twee mensen zoudt u het liefst willen ontmoeten?

Antwoord: Ik ontmoet niet graag mensen die de moeite waard zijn - want dan ben ik verlegen maar - ik zou graag Boris Karloff en kardinaal Richelieu ontmoeten.

10. Wat is uw lievelingseten?

Antwoord: Alles wat lekker is.

De antwoorden van de heer Claus zijn misschien wel een beetje teleurstellend voor U. Ze zijn in ieder geval niet zo geweldig geschikt om ze als de idealen van een grote geest van onze tijd aan Uw kinderen of desnoods aan Uzelf ten voorbeeld te houden. Daarvoor heeft de heer Claus ze dan ook waarschijnlijk niet bestemd. Waar ze wel voor bedoeld zijn? Om in de krant te komen. Voor de publiciteit. Dit zijn misschien helemaal niet de idealen van de heer Claus. We willen dat hier in het midden laten. We zijn zeker niet van plan het kind met het badwater weg te gooien, m.a.W. met het brandmerken van zulke uitspraken tevens het talent en de betekenis van de schrijver zelf miskennen. Het gaat hier in feite om veel groter dingen. Er zijn al zoveel bladen in ons land, waarin week in week uit kolommen contractueel worden volgeschreven met het afwisselend op- en afkammen van auteurs onderling dat er in dat opzicht heus geen behoefte bestaat aan uitbreiding. Bovendien worden de lezers van dit intellectuele spel op hoog niveau weinig wijzer. Zij verwerven zich hoogstens de vage illusie, dat ze ergens meetellen, al was het alleen maar bij zichzelf.

Wij willen hier echter onze naam en traditie getrouw proberen steeds tot de kern van een probleem door te dringen. En dan moeten wij beginnen met vast te stellen dat het "verschijnsel-Hugo Claus" niet opzichzelf staat. We moeten in dit verband onmiddellijk denken aan Salvador Dali, aan Picasso, desnoods ook aan Karel Appel, aan Françoise Sagan, Yves St. Laurent, Brigitte Bardot en in ons eigen land, naast enige mindere goden op het gebied van de dichterij, vooral aan Nicolaas Kroese. Stuk voor stuk scheppers - van schilderijen tot eethuisjes - die door de één worden verguisd als handige manipulators, door de ander op handen gedragen als genieën. Wie heeft gelijk? Daarop kan niemand tenslotte een afdoend antwoord geven. Wat in alle gevallen wél